ECLI:NL:RBDHA:2024:22167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
NL24.48090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.C. Kleijberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was op 9 september 2024 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die sinds 22 juni 2024 in vreemdelingenbewaring zit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 17 december 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure rechtmatig was. De rechtbank heeft zich beperkt tot de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring sinds 11 november 2024. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd, waaronder het versturen van rappelbrieven en het voeren van vertrekgesprekken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.G.C. Lelifeld, griffier, en is openbaar gemaakt op 30 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48090

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

De minister heeft op 9 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afmelding, niet verschenen. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken 23 september 2024 [1] en 14 november 2024 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure, op 11 november 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser wijst er op dat hij sinds 22 juni 2024 in vreemdelingenbewaring zit. De vreemdelingenbewaring is onderbroken door een strafrechtelijke detentie. Eiser voert aan dat de minister in de periode dat eiser in strafrechtelijke detentie zat, ook had moeten werken aan eisers uitzetting. Volgens eiser heeft de minister dit niet voldoende gedaan.
3.1.
Deze beroepsgrond faalt. Zoals hierboven ook is benoemd, staat in deze procedure alleen ter beoordeling of de bewaring sinds 11 november 2024 rechtmatig is. Eiser zat van 23 augustus tot 9 september 2024 in strafrechtelijke detentie. Op 9 september 2024 is eiser op de huidige grondslag in bewaring gesteld. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of de minister in de periode van 23 augustus tot 9 september 2024 heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting voorafgaand aan de inbewaringstelling. Die periode valt buiten de te beoordelen periode.
4. Eiser voert verder aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft op 14 november en 5 december 2024 een rappel gestuurd op de aanvraag om een laissez-passer (lp). Ook heeft de minister op 6 november en 5 december 2024 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verder heeft de minister tijdens de zitting toegelicht dat de landvertegenwoordiger deze week met het consulaat in gesprek gaat, om de wachtende, opgestarte lp-trajecten te bespreken. Het lp-traject van eiser valt daar ook onder. De rechtbank oordeelt dat de minister daarmee voldoende voortvarend heeft gewerkt aan eisers uitzetting.
5. In de beroepsgronden is verder het volgende opgenomen.
“De terugkeermedewerker heeft eiser gevraagd of hij goed contact heeft met zijn advocaat. Hij heeft gevraagd hoe vaak zijn advocaat hem doorgaans bezoekt, en of de advocaat beroep instelt. De medewerker zou zelf niets kunnen doen. Eiser is een laagopgeleide man, het lijkt ondergetekende sterk dat eiser deze vragen zelf plots heeft bedacht. Graag verneemt ondergetekende van verweerder of deze vragen daadwerkelijk zijn gesteld en wat de bedoeling is geweest. Thans is eiser onder de verkeerde veronderstelling dat de rechtbank de bewaring opheft als de advocaat een brief stuurt.Is er sprake van een soort erkenning dat de verweerder verkeerd zit en dat de rechter de fout wel herstelt? Dat is namelijk het beeld dat verweerder schetst. Het zijn drukke tijden in het detentiecentrum in Rotterdam. Als verweerder het niet redt, dan kan verweerder ervoor kiezen om de bewaring op te heffen en zichzelf te ontlasten. Mocht daar geen sprake van zijn, dan mag verweerder geen verwarrende vragen stellen en onrealistische verwachtingen wekken.”
5.1.
Het is voor de rechtbank niet duidelijk wat eiser hiermee bedoelt. Dat was voor de rechtbank ook de aanleiding om het vervolgberoep op zitting te agenderen, zodat hierop een toelichting zou kunnen worden gegeven. Dat is er alleen niet van gekomen, omdat eiser en zijn gemachtigde niet zijn verschenen. Voor zover eiser bedoelt te betogen dat hem is toegezegd dat de bewaring wordt opgeheven, slaagt dit niet. Van een dergelijke toezegging is namelijk niet gebleken. Uit de verslagen van 11 november en 5 december 2024 blijkt niet dat een dergelijke toezegging is gedaan. Verder heeft de minister tijdens de zitting toegelicht dat contact is opgenomen met de regievoerder, die heeft aangegeven dat een dergelijke toezegging niet is gedaan.
6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan. [3]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.G.C. Lelifeld, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem), ECLI:NL:RBGEL:2024:6450.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem), ECLI:NL:RBGEL:2024:19006.
3.Vergelijk ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.