In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024 wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse onderdaan, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 14 augustus 2024 beroep aangetekend tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die zijn aanvraag voor tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming had beëindigd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen eerdere besluiten van de minister, waaronder een terugkeerbesluit dat hem opdroeg de EU te verlaten. De rechtbank wijst erop dat eiser op 18 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, maar dat zijn tijdelijke bescherming op 4 september 2023 eindigde, zonder dat hij hiertegen in beroep ging. De rechtbank concludeert dat er geen appellabel besluit ligt waartegen het beroep zich richt, en dat eiser niet tijdig heeft gereageerd op de besluiten van de minister. De rechtbank benadrukt dat het beroep ook niet kan worden gezien als een verzoek om heroverweging van het besluit van 19 augustus 2023, omdat dit verzoek aan de minister gericht moet worden. De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en wijst de proceskostenvergoeding af.