ECLI:NL:RBDHA:2024:22137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL24.46001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 20 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de aanvraag niet hoeft te behandelen en eiser kan worden overgedragen aan Spanje.

De rechtbank toetst of de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat lidstaten ervan uitgaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser betoogt dat dit niet kan, omdat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Spanje, zoals beschreven in het AIDA-rapport. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.

Daarnaast voert eiser aan dat de minister zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Spanje rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat de overdracht aan Spanje rechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de minister voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de minister voor Spanje niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat uit het AIDA-rapport over 2024 over Spanje volgt dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. Eiser zal in Spanje geen opvang krijgen. Volgens eiser schetst de informatie uit het rapport een beeld dat verder gaat dan ‘het voor verbetering vatbaar zijn’ van de opvangvoorzieningen. Met name in Madrid is de opvangsituatie dusdanig ernstig dat Dublinterugkeerders op straat belanden, omdat er onvoldoende opvangplaatsen beschikbaar zijn. Nu de minister het AIDA-rapport niet inhoudelijk heeft betwist en voornemens is om eiser over te dragen naar Spanje, via Madrid, zal dat er dus toe kunnen leiden dat eiser op straat zal belanden.
5.1.
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen van uitgaan dat lidstaten bij de behandeling van asielzoekers hun verdragsverplichtingen nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser met concrete aanwijzingen aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het Handvest. Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [4]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om dit aannemelijk te maken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 8 juli 2021 geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] De Afdeling heeft dit oordeel in meerdere uitspraken daarna bevestigd, [6] meest recentelijk op 24 juni 2024. [7] De enkele verwijzing naar het AIDA-rapport over 2024 is onvoldoende om uit te gaan van een ander oordeel. De informatie in het meest recente AIDA “Country Report: Spain: 2023 Update” van mei 2024, kan niet leiden tot een ander oordeel aangezien de Afdeling zich in haar uitspraak van 24 juni 2024 al over dit rapport heeft uitgelaten. Volgens de Afdeling schetst dit rapport geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraken van 8 juli 2021 en 27 juli 2023 is betrokken. Mocht eiser in Spanje toch problemen ervaren, dan moet hij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is of dat de Spaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser voert vervolgens aan dat de minister zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De minister is voornemens om eiser over te dragen aan Spanje met Madrid als gekozen plaats van inreis, terwijl daar juist het risico op dakloosheid het grootst is. De minister had daarom een andere inreisplaats moeten kiezen of om garanties moeten vragen of er voor eiser wel opvang wordt geregeld. Nu de minister dat niet heeft gedaan kan het besluit niet in stand blijven.
6.1.
Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening kan een lidstaat ervoor kiezen om onverplicht de behandeling van een asielaanvraag aan zich te trekken. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de minister heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de minister enigszins terughoudend. Uitgaande van deze toetsing is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje vanwege onevenredige hardheid. Voor zover eiser in dit kader omstandigheden aanvoert die hij ook reeds in het kader van zijn beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft aangevoerd heeft de minister deze omstandigheden in redelijkheid niet hoeven aanmerken als bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser overgedragen mag worden aan Spanje.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het arrest het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018 (
5.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.
6.ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:346, ABRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822, ABRvS 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880 en ABRvS 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190.
7.ABRvS 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.