In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 20 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de aanvraag niet hoeft te behandelen en eiser kan worden overgedragen aan Spanje.
De rechtbank toetst of de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat lidstaten ervan uitgaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser betoogt dat dit niet kan, omdat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Spanje, zoals beschreven in het AIDA-rapport. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
Daarnaast voert eiser aan dat de minister zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Spanje rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat de overdracht aan Spanje rechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.