ECLI:NL:RBDHA:2024:22135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
09/043773-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wapenmakelaardij en witwassen van een groot contant geldbedrag

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 te Turkije. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van wapenmakelaardij en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 betrokken was bij de verkoop en verhandeling van vuurwapens zonder erkenning, wat valt onder de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft in deze periode samen met anderen wapens van categorie II en III verhandeld. Daarnaast is de verdachte op 7 april 2023 aangehouden met een tas vol contant geld, dat later werd vastgesteld op ongeveer € 64.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de herkomst van dit geld, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, de handel in harddrugs, omdat er onvoldoende bewijs was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de teruggave van enkele in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een iPhone en een horloge, en heeft de verbeurdverklaring van een andere iPhone uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/043773-23
Datum uitspraak: 23 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Turkije),
BRP-adres: [adres] [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juli 2023, 3 oktober 2023 (pro forma) en 24 september 2024, 25 september 2024 en 9 december 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L. Palanciyan naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 september 2024 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te ’s-Gravenhage en/of Enschede en/of Rijswijk, in ieder geval Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) zonder erkenning, een groot aantal, althans meerdere, in elk geval een, wapen(s) van categorie II en/of III (waaronder meerdere automatische vuurwapens en/of een groot aantal, althans meerdere pistolen en/of revolvers en/of handgranaten) en/of munitie en/of hulpstukken voor dit/deze wapen(s) en/of munitie, heeft overgedragen en/of heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld en/of (anderszins) ter beschikking heeft gesteld, althans heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop en/of levering van één of meer vuurwapen(s), terwijl, verdachte (en/of zijn mededaders), daar een gewoonte en/of beroep van heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2022 tot en met 13 augustus 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 50 kilogram, althans een zeer grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, in elk geval van een materiaal als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of een materiaal als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 7 april 2023, te 's-Gravenhage en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp te weten (een contant geldbedrag van ongeveer 64.000,- euro, althans een groot contant geldbedrag),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is/zijn en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde en tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde, omdat – kortgezegd – de verdachte geen wetenschap had van de tas met geld. Op zijn specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
3.3.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde handel in harddrugs van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het dossier bevat een chatgesprek tussen telefoonnummers die worden toegeschreven aan [de verdachte] en [naam 1] . Hierin wordt over “het werk van 50 kilo” gesproken en worden foto’s gestuurd waarop wit poeder te zien is. De rechtbank kan op grond van dit chatgesprek niet vaststellen om wat voor substantie het gaat. Verder bevat het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat [de verdachte] zich in de periode van 12 tot en met 13 augustus 2022, al dan niet in vereniging, schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne of amfetamine, dan wel dat hij die harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt [de verdachte] van dit feit vrij.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen feiten 1 en 3
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 3
3.5.1.
Inleiding
Vanaf september 2022 ontving een onderzoeksteam van de politie processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Daarin werd onder meer vermeld dat er in de Schilderswijk op grote schaal vuurwapens te koop werden aangeboden en dat “ [naam 2] ” heel veel wapens vanuit Turkije naar Nederland had gehaald. Ook werden in de TCI-meldingen de namen ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’ en [naam 6] in verband gebracht met wapenhandel.
Naar aanleiding van de TCI-informatie is op 16 september 2022 onderzoek Leng22 gestart, waarbij [naam 1] , [naam 6] , [naam 3] , [de verdachte] en [naam 7] als verdachten van overtreding van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) zijn aangemerkt. Tijdens het politieonderzoek zijn bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, waaronder observaties en het afluisteren van telefoongesprekken. Ook zijn, na de aanhouding van de vijf voornoemde verdachten, telefoons in beslag genomen en uitgelezen door de politie. Een en ander heeft geresulteerd in een proces-verbaal inhoudende bevindingen ten aanzien van onder meer chat- en tapgesprekken en observaties.
3.5.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (wapenhandel/wapenmakelaardij)
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of [de verdachte] zich in de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van wapenverkoop en/of -makelaardij. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Is [de verdachte] de gebruiker van de Apple iPhone 13 Pro Max?
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [de verdachte] de gebruiker is geweest van de door de politie bij hem in beslag genomen en uitgelezen iPhone 13 Pro Max. In het verlengde hiervan concludeert de rechtbank dat [de verdachte] de verzender respectievelijk ontvanger is geweest van de chatberichten die zijn weergegeven in bewijsmiddel 2 en die zijn aangetroffen bij het uitlezen van de iPhone 13 Pro Max. [de verdachte] heeft immers verklaard de eigenaar en gebruiker te zijn van de betreffende iPhone en de rechtbank heeft geen aanwijzingen dat een ander dan [de verdachte] de betreffende chatberichten heeft uitgewisseld. De rechtbank stelt vervolgens het volgende vast.
Chatgesprekken over vuurwapens en foto’s en video’s van vuurwapens
Uit de vele chatgesprekken die zich in het dossier bevinden blijkt dat Eraydin in de periode van 3 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 chatgesprekken heeft gevoerd over te koop aangeboden wapens. Zo heeft [naam 8] op 3 oktober 2022 een foto van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar ene [voornamen] gestuurd, waarop laatstgenoemde reageert met “deze is mooi abi hoeveel”. Daarnaast heeft [de verdachte] op 12 oktober 2022 een screenshot van een video ontvangen waarop een wapen met de tekst “for sale dm me” is te zien. Naast de chatgesprekken zijn in de telefoon van [de verdachte] meerdere foto’s en video’s van wapens aangetroffen.
Gaat het om echte wapens?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de vuurwapens waarover in de chatgesprekken wordt gesproken en die op de foto’s en video’s te zien zijn, echte vuurwapens betreffen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Uit de door de verbalisanten beschreven chatgesprekken uit de telefoon van [de verdachte] , die ook foto’s en video’s bevatten, blijkt dat het gaat om echte wapens. Op de video’s is te zien dat vuurwapens van verschillende kanten worden getoond en een persoon handelingen verricht die de politie ambtshalve herkent als het laden van een vuurwapen. Op de zijkant van twee in de video’s getoonde vuurwapens is de tekst “7.62mm M57” en “automatic” te lezen. Op één van de foto’s zijn drie wapens te zien waarop is te lezen: “Blow TR 914 02”. Dit zijn aanduidingen van verschillende soorten vuurwapens. Ook zijn er video’s aangetroffen waarbij met een vuurwapen wordt geschoten. In de meeste video’s en foto’s heeft de persoon die het vuurwapen vasthoudt, toont of met het vuurwapen schiet, handschoenen aan. Niet valt in te zien waarom wapens met handschoenen worden vastgehouden indien het om imitatiewapens zou gaan. Naast de vuurwapens zijn in de video’s die [naam 6] stuurt vuurwapenkoffers, munitie en patronen te zien. Ook dit acht de rechtbank redengevend voor het oordeel dat sprake is van echte vuurwapens. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de wapens waarover in de betreffende chatgesprekken wordt gesproken en die op foto’s en video’s te zien zijn, echte vuurwapens betreffen.
Bedrijfsmatig verhandelen en zonder erkenning
De rechtbank moet ook de vraag beantwoorden of [de verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het bedrijfsmatig verhandelen van vuurwapens, zoals bedoeld in artikel 9 WWM.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat [de verdachte] op zoek was naar kopers en verkopers van vuurwapens. Zo heeft [de verdachte] een foto van een vuurwapen naar een contactpersoon gestuurd, waarop [de verdachte] wordt gevraagd naar de prijs van het vuurwapen. Ook heeft [de verdachte] meerdere video’s van [naam 6] ontvangen waarop in een van die video’s een vuurwapen te zien is en de tekst “For sale dm me” (de rechtbank begrijpt dit als: “For sale direct message me”). In laatstgenoemd chatgesprek reageert [de verdachte] dat de korte versie voor nu voldoende is en dat het wordt vervolgd na de reclames en grapt hij kort daarna “mocht je iets willen flikken dan heb ik bewijzen”. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [de verdachte] als tussenpersoon gesprekken over de aan- en verkoop van wapens heeft gevoerd en daarmee heeft gehandeld als wapenmakelaar.
[de verdachte] heeft geen erkenning voor dergelijke activiteiten. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1693) blijkt dat ook natuurlijke personen van wie de activiteiten (mede) bestaan uit professionele en/of commerciële wapenhandel, binnen de reikwijdte van het verbod van artikel 9, eerste lid, WWM vallen. De rechtbank overweegt verder dat het voor wapenmakelaardij van ondergeschikt belang is of tussen kopers en verkopers daadwerkelijk een koop is gesloten, dan wel of de wapens uiteindelijk van eigenaar zijn gewisseld. Immers, ook als een transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, laat dat onverlet dat er onderhandelingen over die transactie zijn gevoerd en de betreffende persoon in die zin dus als wapenmakelaar heeft opgetreden en aldus bedrijfsmatig wapens heeft verhandeld in de zin van artikel 9, eerste lid, van de WWM.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [de verdachte] gedurende de periode van 3 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 in strijd met artikel 9, eerste lid, van de WWM als wapenmakelaar heeft opgetreden.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat [de verdachte] gedurende de periode van 3 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 met anderen, waaronder [naam 6] , contact heeft gehad over de verkoop van wapens. In die contacten wordt onder andere gevraagd naar de prijs van een vuurwapen, worden video’s van vuurwapens uitgewisseld en wordt gesproken over een korte versie van die video’s die voor nu voldoende is en vervolgd wordt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] , [naam 6] , en onbekend gebleven anderen die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in vuurwapens. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Beroep of gewoonte
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of [de verdachte] van het verhandelen van wapens een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het onderdeel beroep en/of gewoonte sprake moet zijn van de omstandigheid dat de verdachte zich stelselmatig met het oog op financieel gewin of om in zijn levensonderhoud te voorzien heeft beziggehouden met wapenhandel. Criteria om ‘beroep of gewoonte’ aan te nemen zijn onder meer de hoeveelheid aangetroffen wapens, lijsten van wapens, prijzen van wapens of afbeeldingen van wapens of dat de verdachte volgens getuigen een vaste wapenleverancier was. Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank vaststellen dat [de verdachte] gedurende een periode van 19 dagen heeft opgetreden als wapenmakelaar. Hoewel er, gelet op de inhoud van de chatberichten, aanwijzingen zijn dat sprake is van de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag of om in het onderhoud te voorzien, te begaan, heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om dat ten aanzien van [de verdachte] daadwerkelijk vast te kunnen stellen. Gelet hierop en op de relatief korte periode van bewezenverklaring ten aanzien van dit feit, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van het stelselmatig verhandelen van wapens. Dit brengt met zich dat [de verdachte] wordt vrijgesproken van het strafverzwarende onderdeel beroep of gewoonte.
3.5.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (witwassen)
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [de verdachte] slechts op verzoek van de medeverdachte [naam 6] naar een locatie reed. [de verdachte] wist niet wat daar zou gebeuren en dat daar een tas met geld zou worden overhandigd.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens de observaties van de verbalisanten stonden [de verdachte] en [naam 6] op 7 april 2023 omstreeks 17:38 uur bij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken], die geparkeerd stond in Barendrecht. Omstreeks 17:45 uur komt er een Ford aangereden, waarvan de bestuurder contact maakte met [naam 6] . De bestuurder van de Ford loopt vervolgens naar de Volkswagen Golf met een witte tas in zijn hand. Die tas wordt rechts achterin de auto gezet. De bestuurder van de Ford stapt in de Volkswagen Golf - waarin ook [naam 6] en [de verdachte] zitten - stapt korte tijd later uit die auto waarna hij, zonder iets zichtbaars in zijn handen, weer naar de Ford loopt. Omstreeks 18.20 uur werden de verdachten op de Erasmusweg in Den Haag aangehouden. De verbalisanten die de Volkswagen Golf doorzochten troffen bij de bijrijdersstoel op de grond een Action tas gevuld met geld. De tas was dichtgeknoopt. In de Action tas zat een bruine papieren zak met geldbundels van tien eurobiljetten. Bij telling bleek het in totaal om een bedrag van € 65.130,- te gaan. Op zowel de Action tas als de bruine papieren zak zijn biologische sporen aangetroffen en onderzocht. Uit het forensisch onderzoek volgt dat een vingerafdruk op de bruine papieren zak en DNA-materiaal op de handvatten van de Action tas aan verdachte [naam 6] kunnen worden gelinkt. Op de bijrijdersstoel waar de verdachte [naam 6] zat in de Volkswagen Golf werd een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen met als device user [naam 6] . Uit onderzoek in die telefoon volgt dat op 7 april 2023 een filmpje wordt verstuurd waarin grote geldbedragen te zien zijn. Het geld is verpakt in een witte tas met daarin plastic zakken. De geldbiljetten die zichtbaar zijn betreffen biljetten van 10 euro welke met elastieken gebundeld zijn. Uit het filmpje blijkt dat het geld op dat moment bij de bijrijder ligt. [de verdachte] heeft tijdens een politieverhoor verklaard dat hij in de auto van [naam 6] heeft gereden, een man in de auto zag stappen die met [naam 6] sprak, dat die man een tas aan [naam 6] gaf en vertrok. Onderweg zag [de verdachte] het geld in de tas, waar zowel [naam 6] als [de verdachte] een filmpje van maakten.
Verklaring verdachte
[de verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat het in Turkije heel normaal is dat je met tassen geld reist van a naar b.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de vaststaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel [naam 6] als [de verdachte] wetenschap van en beschikkingsmacht over de tas met contant geld hebben gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 6] de tas met geld heeft aangeraakt. Op de handvatten van de Action tas is een spoor aangetroffen, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van [naam 6] . Hoewel het gaat om een mengprofiel heeft het DNA-spoor een sterke bewijskracht. Daarbij komt dat op de bruine papieren zak die in de Action tas zat een vingerafdruk is aangetroffen die eveneens een match met [naam 6] heeft opgeleverd. Gelet op de bevindingen naar aanleiding van de observatie op 7 april 2023 in combinatie met de bevindingen van de doorzoeking van de Volkswagen en het onderzoek naar de telefoon van [naam 6] kan het niet anders zijn dan dat de voornoemde DNA- en dactyloscopische sporen die zijn aangetroffen op de Action tas en bruine papieren zak zijn aan te merken als dadersporen die op 7 april 2023 - kort voordat de verdachten zijn aangehouden - door [naam 6] zijn achtergelaten. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat [naam 6] en [de verdachte] een filmpje hebben gemaakt van de tas met daarin ruim 65.000 euro. [naam 6] en [de verdachte] hebben dus zonder meer wetenschap gehad van de aanwezigheid van de tas met geld in de door [de verdachte] bestuurde auto. Ook bevond de tas met geld zich in hun machtssfeer. De tas stond aanvankelijk achterin de auto, is naar voren gehaald en de inhoud is door beide verdachten bekeken en gefilmd. [de verdachte] heeft voorts naar het oordeel van de rechtbank zodanig bewust, intensief en nauw samengewerkt met [naam 6] dat er sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van dit aangetroffen contante geldbedrag. De bijdrage van [de verdachte] , ook indien ervan uit wordt gegaan dat die slechts bestond uit het vervoeren van [naam 6] en het geld, is van voldoende gewicht om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat vast komt te staan dat het in de personenauto aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Niet vereist is dat dit een nauwkeurig aangeduid misdrijf betreft. Bewezen kan worden verklaard dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, zonder dat hier een rechtstreeks verband gelegd kan worden tussen het geldbedrag en een delict. Vastgesteld moet worden of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. De verklaring van de verdachte dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als de verdachte een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek moet blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Hoewel het dossier ademt dat er een link bestaat met wapenhandel, is er geen direct specifiek gronddelict als herkomst voor het aangetroffen contante geldbedrag van € 65.130,- in de Volkswagen Golf vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat op een parkeerplaats een dermate groot contant geldbedrag wordt overgedragen, zonder meer een vermoeden van witwassen oplevert ten aanzien van genoemd geldbedrag. Bovendien is het zeer ongebruikelijk een dergelijk grote hoeveelheid contant geld in een boodschappentas in een personenauto te vervoeren. Niet in de laatste plaats omdat het een feit van algemene bekendheid is dat het voorhanden hebben van zoveel contant geld grote risico’s met zich brengt.
Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit zou moeten volgen dat voornoemd geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat met de verklaring die [de verdachte] heeft gegeven, te weten dat het in Turkije normaal is dat er met tassen geld wordt gereden van a naar b, geen sprake is van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring zoals die volgens vaste rechtspraak van de verdachte mag worden verlangd. [de verdachte] heeft het vermoeden van witwassen van het in de Volkswagen Golf aangetroffen geld dus niet weerlegd. De door [de verdachte] afgelegde verklaring geeft dan ook geen aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat [de verdachte] onder deze omstandigheden bewust de ogen heeft gesloten voor de herkomst van het geldbedrag en daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door hem vervoerde geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Aldus is sprake geweest van opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van witwassen van een geldbedrag van ongeveer 64.000 euro.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van
3 oktober 2022tot en met 21 oktober 2022, te ’s-Gravenhage, in ieder geval Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens zonder erkenning,
ten aanzien vanwapens van categorie II en/of III (waaronder
eenautomatisch vuurwapen en pistolen) en munitie en hulpstukken voor deze wapen(s) en/of munitie, heeft onderhandeld over de aankoop
enverkoop van
voormeldevuurwapens en munitie;
3.
hij op 7 april 2023 te 's-Gravenhage en Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander een voorwerp
,te weten een contant geldbedrag van ongeveer 64.000,- euro,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en tot een geldboete van € 25.000,-.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van wapenmakelaardij. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden van wapens binnen het criminele circuit. Het ongecontroleerd bezit van wapens in zijn algemeenheid brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Gelet hierop moet streng worden opgetreden tegen de handel in en het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaarlijke en verstrekkende gevolgen van zijn handelen en zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen van ongeveer € 64.000,-. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 november 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder veroordeeld is voor witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank overweegt dat voor de wapenmakelaardij – gelet op de bewezen verklaarde omvang en duur daarvan - een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend is, en voor het witwassen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Al met al legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, omdat zij, anders dan de officier van justitie, ten aanzien van feit 1 komt tot een kortere bewezen verklaarde periode en een vrijspraak van het onderdeel beroep of gewoonte. De rechtbank ziet geen aanleiding om, naast de op te leggen gevangenisstraf, een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Voorlopige hechtenis

Bij beslissing van 3 oktober 2023 is de voorlopige hechtenis van [de verdachte] geschorst tot aan de einduitspraak van de rechtbank, dat wil zeggen tot vandaag. Dit betekent dat de schorsing vandaag van rechtswege eindigt. De rechtbank ziet geen reden om de voorlopige hechtenis ambtshalve opnieuw te schorsen. Gelet op de aan [de verdachte] opgelegde straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen heeft bij de verdere tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis op dit moment prevaleert boven de persoonlijke belangen die [de verdachte] heeft bij voortzetting van de schorsing.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot onttrekking aan het verkeer van het horloge (genoemd onder 3 op de beslaglijst) en tot teruggave van de twee iPhones (genoemd onder 1 en 2 op de beslaglijst).
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, en [de verdachte] als rechthebbende is aan te merken, zal de rechtbank de teruggave aan [de verdachte] gelasten van de in beslag genomen iPhone 11 Pro Max met SIN AANU0683NL.
De in beslag genomen iPhone 13 Pro Max SIN AANU0682NL wordt verbeurd verklaard. Dit voorwerp behoort aan [de verdachte] toe en het bewezen verklaarde feit onder 1 is (deels) met behulp van deze telefoon begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal het Rolex-horloge, op de beslaglijst onder 3, teruggeven aan [de verdachte] die als rechthebbende kan worden aangemerkt. Er is geen verband met de strafbare feiten en, ondanks dat het Rolex-horloge een replica is, is het bezit hiervan in het onderhavige geval niet verboden. Er is dus geen grond voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen horloge.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 9 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en/of categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
16 (ZESTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van rechtswege eindigt en dat de voorlopige hechtenis herleeft;
gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1 STK Telefoontoestel Apple iPhone 11 Pro Max SINAANU0683NL
1 STK Horloge (Omschrijving: PL1500-DHRAA23020_767571(vals), Rolex)
verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel Apple iPhone 13 Pro Max SINAANU0682NL
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2024.