ECLI:NL:RBDHA:2024:2213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
23/2659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen vaststelling OV-schuld

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de vaststelling van een OV-schuld. Eiser, die studiefinanciering ontving, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin een OV-schuld was vastgesteld voor de periode van 1 april 2019 tot en met maart 2020. De primaire besluiten werden op 10 april en 10 mei 2020 bekendgemaakt via Mijn DUO. Eiser heeft op 28 februari 2023 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de besluiten op Mijn DUO had geopend en dat hij op de hoogte was van de OV-schuld. Ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, zoals een gebrek aan structuur, was het de verantwoordelijkheid van eiser om tijdig bezwaar in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangedragen omstandigheden niet voldoende waren om de overschrijding van de bezwaartermijn te rechtvaardigen. Daarom werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van de eiser in bestuursrechtelijke procedures. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam] ).

Inleiding

1. De rechtbank beoordeelt eisers beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de vaststelling van zijn OV-schuld.
1.1.
Bij besluit van 10 april 2020 heeft verweerder een OV-schuld vastgesteld voor de periode van 1 april 2019 tot en met maart 2020; vervolgens is bij besluit van 10 mei 2020 een OV-schuld vastgesteld voor april 2020 (“de primaire besluiten”). Met het bestreden besluit van 15 maart 2023 is het bezwaar tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Van januari 2019 tot en met april 2020 heeft eiser studiefinanciering ontvangen, in de vorm van een basisbeurs en een reisvoorziening.
3. Over de periode van april 2019 tot en met maart 2020 is een OV-schuld vastgesteld, omdat eiser in die periode gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening, terwijl hij daar volgens verweerder geen recht meer op had. Omdat ook in april 2020 met de reisvoorziening is gereisd, is voor die maand eveneens een OV-schuld vastgesteld.
4. De primaire besluiten zijn op 10 april en 10 mei 2020 geplaatst op mijn.duo.nl (“Mijn DUO”).
5. Op 11 oktober 2020 is op verzoek van eiser een betalingsregeling toegekend.
6. Eiser heeft op 28 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten, ruim nadat de bezwaartermijnen waren verstreken. Verweerder heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend.
7. Eiser wil dat de oplegging van de OV-schuld alsnog inhoudelijk wordt beoordeeld.
Wat stelt eiser in beroep?
8. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij de op Mijn DUO geplaatste besluiten heeft geopend. Vanwege moeilijkheden en een gebrek aan structuur in de persoonlijke sfeer, heeft hij de OV-schuld geaccepteerd zonder erbij na te denken. Vervolgens is hij de schuld gaan afbetalen. Toen op enig moment een deurwaarder bij zijn ouders langskwam, heeft zijn vader hem gevraagd waarom hij die schuld afbetaalde. Eiser heeft zich daarna pas gerealiseerd dat de terugbetalingen ten onrechte zijn gedaan, omdat er een fout is gemaakt bij het stopzetten van de reisvoorziening.
Wat oordeelt de rechtbank?
9. De rechtbank moet beoordelen of het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dat is het geval. Daarbij is het volgende van belang.
10. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken, met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [1] Onder bekendmaking wordt ook elektronische bekendmaking begrepen, als de geadresseerde heeft aangegeven langs die weg bereikbaar te zijn. [2] Elektronische bekendmakingen van besluiten over studiefinanciering kunnen worden gedaan door plaatsing op Mijn DUO. Daarbij geldt de datum van plaatsing op deze website als het moment van bekendmaking. [3]
11. Eiser heeft niet bestreden, dat hij ervoor heeft gekozen de berichten van DUO elektronisch te ontvangen. Ook heeft hij erkend de berichten in de digitale omgeving van Mijn DUO te hebben geopend. Uit de dossierstukken blijkt verder, dat eiser het elektronische bestand met het besluit van 10 april 2020 op diezelfde dag om 22:08 uur heeft geopend. Daarnaast blijkt uit de dossierstukken dat eiser het elektronische bestand met het besluit van 10 mei 2020, op diezelfde dag heeft geopend om 17:26 uur. Eiser was dus in de gelegenheid om tijdig bezwaar te maken tegen de primaire besluiten.
12. Gelet op zijn leeftijd en leefsituatie in de bewuste periode, is het begrijpelijk dat eiser misschien het overzicht niet heeft gehad en zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat hij tijdig bezwaar moest maken. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van eiser om tijdig bewaar in te dienen en de door hem aangedragen omstandigheden zijn niet dusdanig bijzonder dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet voor zijn risico zou moeten komen.

Conclusie en gevolgen

13. Het bezwaar is te laat ingediend en terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee is het beroep dus ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
14 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 en 6:8 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 2:14 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Centrale Raad van Beroep, 7 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1216.