ECLI:NL:RBDHA:2024:22128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
09/236610-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wapenhandel, verkoop van cocaïne, voorbereidingshandelingen Opiumwet en witwassen

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder wapenhandel, de verkoop van cocaïne, voorbereidingshandelingen voor de Opiumwet en witwassen. De verdachte, geboren in 1993 in Turkije en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van wapenhandel en wapenmakelaardij, het verkopen en afleveren van cocaïne, het voorbereiden van handelingen met betrekking tot harddrugs, en het witwassen van een bedrag van 13.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een netwerk dat op grote schaal vuurwapens en verdovende middelen verhandelde. Tijdens het onderzoek zijn chatgesprekken en andere bewijsmiddelen verzameld die de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele activiteiten aantonen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook enkele voorwerpen verbeurd verklaard en gelast dat andere in beslag genomen goederen aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge straffen voor de handel in wapens en drugs, gezien de ontwrichtende invloed daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/236610-22
Datum uitspraak: 23 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Turkije),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juli 2023, 3 oktober 2023, 20 december 2023, 29 juli 2024 (alle pro forma), 24 september 2024 [1] en 9 december 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 september 2024 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te ’s-Gravenhage en/of Enschede en/of Rijswijk, in ieder geval Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) zonder erkenning, een groot aantal, althans meerdere, in elk geval een, wapen(s) van categorie II en/of III (waaronder meerdere automatische vuurwapens en/of een groot aantal, althans meerdere pistolen en/of revolvers en/of handgranaten) en/of munitie en/of hulpstukken voor dit/deze wapen(s) en/of munitie, heeft overgedragen en/of heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld en/of (anderszins) ter beschikking heeft gesteld, althans heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop en/of levering van één of meer vuurwapen(s), terwijl, verdachte (en/of zijn mededaders), daar een gewoonte en/of beroep van heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2022 tot en met 26 augustus 2022 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 50 kilogram, althans een zeer grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, in elk geval van een materiaal als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- meerdere, althans een (kilo)blok(ken), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of een materiaal als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (grote) hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een of meer (grote) hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, en/of het opzettelijk vervaardigen van een of meer grote hoeveelheid/hoeveelheden MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- een of meer ontmoeting(en) gehad met en/of een of meer (telefonische) afspra(a)k(en) gemaakt met en/of een of meer bespreking(en) en/of onderhandeling(en) gevoerd met en/of een of meer inlichting(en) en/of aanwijzing(en) en/of opdracht(en) (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of versnijdingsmiddelen en/of grondstoffen voor het produceren/bewerken/verwerken van cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine te kopen en/of verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- ( aan/bij) de kopende en/of verkopende partij(en) en/of tussenperso(o)n(en) informatie (op)gevraagd en/of verstrekt over de prijzen, omvang en/of samenstelling van (de partij (en)) cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of versnijdingsmiddelen en/of grondstoffen voor het produceren/bewerken/verwerken van cocaïne en/of MDMA en/of amfetamineen/of transportmogelijkheden voor het vervoeren van voornoemde verdovende middelen (richting Bulgarije en/of Turkije) en/of
- een of meer foto’s van een of meer partij(en) cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of versnijdingsmiddelen en/of grondstoffen voor het produceren/bewerken/verwerken van cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) verzonden/doorgestuurd aan de kopende partij(en) en/of een of meer medeverdachte(n) en/of
- betaling(en) gedaan en/of laten doen ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of versnijdingsmiddelen en/of grondstoffen voor het produceren/bewerken/verwerken van cocaïne en/of MDMA en/of cocaïne;
4.
hij op of omstreeks 12 april 2023, te Enschede en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meer voorwerpen, te weten:
- meerdere, althans een, contant(e) geldbedrag(en) (ter hoogte van 13.450,- euro en/of 13.000,- euro) en/of
- meerdere, althans een, dure horloge(s) (merk: Patek Phillipe en/of Audemars Piguet)
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is/zijn en/of
- dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Wel heeft zij zich op het standpunt gesteld dat onder feit 2 niet kan worden bewezen dat [de verdachte] amfetamine voorhanden heeft gehad en dat onder feit 4 niet kan worden bewezen dat [de verdachte] het geldbedrag van € 13.450 heeft witgewassen. Op haar specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat [de verdachte] integraal moet worden vrijgesproken. Op zijn specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Inleiding
Vanaf september 2022 ontving een onderzoeksteam van de politie processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Daarin werd onder meer vermeld dat er in de Schilderswijk op grote schaal vuurwapens te koop werden aangeboden en dat “[de verdachte]” heel veel wapens vanuit Turkije naar Nederland had gehaald. Ook werden in de TCI-meldingen de namen ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 4] ’ in verband gebracht met wapenhandel.
Naar aanleiding van de TCI-informatie is op 16 september 2022 onderzoek Leng22 gestart, waarbij [de verdachte] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 5] en [naam 6] als verdachten van overtreding van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM) zijn aangemerkt. Tijdens het politieonderzoek zijn bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, waaronder observaties en het afluisteren van telefoongesprekken. Ook zijn, na de aanhouding van de vijf voornoemde verdachten, telefoons in beslag genomen en uitgelezen door de politie. Een en ander heeft geresulteerd in een proces-verbaal inhoudende bevindingen ten aanzien van onder meer chat- en tapgesprekken en observaties.
3.4.2.
Inleidende bewijsoverweging ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De voornaamste bewijsmiddelen in deze zaak ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 betreffen chatgesprekken die zijn aangetroffen in een iPhone 13 pro. De rechtbank zal daarom ten eerste de vraag beantwoorden of [de verdachte] de (enige) gebruiker was van de iPhone 13 pro.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [de verdachte] de gebruiker is geweest van de iPhone 13 pro. De iPhone 13 pro is op 21 oktober 2022 tijdens de aanhouding van [de verdachte] onder hem in beslag genomen. [de verdachte] heeft daarna de juiste inlogcode van de telefoon gegeven aan de politie. Uit onderzoek aan de telefoon is vervolgens gebleken dat de gebruikersnamen “ [gebruikersnaam 1] ” en “ [gebruikersnaam 2] ” werden gebruikt in de Facebookapplicatie. Ook zijn in de telefoon afbeeldingen aangetroffen van een persoon die de politie herkent als [de verdachte] . Ter terechtzitting heeft [de verdachte] tijdens het voorhouden van gesprekken verklaard dat hij zich van de meeste gesprekken nog wel kan herinneren dat hij deze heeft gevoerd.
Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat een ander dan [de verdachte] in de onderzochte periode gebruik heeft gemaakt van de iPhone 13 pro. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat [de verdachte] de enige gebruiker is geweest van de iPhone 13 pro en stelt in het verlengde hiervan vast dat [de verdachte] de chatgesprekken die zijn aangetroffen in de telefoon en die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen, heeft gevoerd.
3.4.2.1 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (wapenhandel/wapenmakelaardij)
Chatgesprekken over vuurwapens
Uit de vele chatgesprekken die zich in het dossier bevinden blijkt dat [de verdachte] in de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 met de iPhone 13 pro veelvuldig chatgesprekken heeft gevoerd over – kortgezegd – de handel in vuurwapens. [de verdachte] heeft een grote hoeveelheid foto’s en video’s van wapens gedeeld en ontvangen. Hij heeft met meerdere contactpersonen chatgesprekken gevoerd over verschillende soorten wapens, waaronder Kalasjnikovs, MG3, UZI, Thompson, AK en Glocks, en de prijzen daarvan. Ook wordt gesproken over geluidsdempers, kogels, patronen en patroonhouders, en handgranaten.
Gaat het om echte wapens?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de vuurwapens waarover in de chatgesprekken wordt gesproken, echte vuurwapens betreffen.
Uit de inhoud van de chatgesprekken blijkt ten eerste dat [de verdachte] en diens contactpersonen gedetailleerd spraken over specifieke typen vuurwapens. Daarbij werd ook gesproken over technische eigenschappen van wapens, zoals kalibers en gripzones en werden foto’s van magazijnen gestuurd, hetgeen kenmerkend is voor echte vuurwapens. Daarnaast heeft de politie foto’s en video’s beschreven die in de telefoon van [de verdachte] en in chatgesprekken zijn aangetroffen. Uit die beschrijvingen blijkt onder meer dat op een video van 16 september 2022 te zien is dat [de verdachte] een vuurwapen in zijn hand heeft en hiermee een aantal keer schiet. De verbalisant heeft omschreven dat hij knallen hoort en mondingsvuur ziet. Ook ziet de verbalisant dat op de grond een patroonhouder ligt. Uit verder onderzoek naar deze video is gebleken dat deze video in de [adres 1] te Enschede is opgenomen. Op een andere video die [de verdachte] op 16 september 2022 heeft verstuurd, is te zien hoe er met een vuurwapen geschoten wordt, waarna dit direct in storing schiet. [de verdachte] reageert hierop met: “abi geven deze vrienden bewust haperende wapens aan ons”. Ook deze video’s duiden erop dat [de verdachte] zich bezighield met echte vuurwapens. De rechtbank overweegt tot slot dat de in de chatgesprekken genoemde prijzen, gelet op de hoogte daarvan, niet passen bij imitatie- of nepvuurwapens.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de wapens op de foto’s en video’s en waarover werd gesproken en onderhandeld echte wapens betreffen, zoals ten laste is gelegd.
Bedrijfsmatig verhandelen zonder erkenning
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of [de verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het bedrijfsmatig verhandelen van vuurwapens, zoals bedoeld in artikel 9 WWM. De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat [de verdachte] nooit daadwerkelijk wapens heeft verhandeld, maar dat sprake was van oplichting. [de verdachte] voerde ‘nepgesprekken’ met zijn vrienden over wapens om deze gesprekken vervolgens aan zijn klanten te kunnen laten zien. Dit zodat zij zouden denken dat hij hen wapens zou kunnen leveren. In werkelijkheid zou [de verdachte] de klanten voor wapens hebben laten (aan)betalen, maar hen nooit wapens geleverd hebben.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. In de chatgesprekken wordt vaak gesproken over meerdere ‘stuks’ vuurwapens. Ook wordt [de verdachte] op de hoogte gehouden van prijzen van wapens, van de in- en verkoop van wapens door anderen, en over geïnteresseerde klanten. [de verdachte] heeft met meerdere contactpersonen veelvuldig gesproken over wapenhandel. Zo bespreken [de verdachte] en [naam 4] de prijs van vuurwapens, over hoeveel een klant van plan is te gaan afnemen, wanneer nieuw materiaal geleverd wordt en dat er geïnteresseerden zijn voor “9mm”. [de verdachte] laat aan ‘ [naam 7] ’ (de rechtbank stelt bij vonnis van heden vast dat dit medeverdachte [naam 6] is) weten dat hij een Glock heeft gekocht en stuurt vervolgens een foto van een vuurwapen met daarbij “deze is weg”. Ook vraagt [de verdachte] aan [naam 7] of zijn auto een wapen kan wegbrengen. In een later chatgesprek biedt [de verdachte] aan [naam 7] een “originele ak voor 37” aan. In een chatgesprek met ‘ [naam 8] ’ wordt [de verdachte] gevraagd om het te laten weten als hij een “[bijnaam]” tegenkomt. [de verdachte] laat hierop weten wat er op dit moment beschikbaar is en dat hij het aan het uitzoeken is. [naam 8] antwoordt hierop: “ik weet het ik zal deze onthouden als er iemand is die wilt dan zal ik die naar jou doorverwijzen”. In een later chatgesprek stuurt [de verdachte] foto’s van vuurwapens met daarbij: “wij nemen 7 duizend van deze ook, zal ik bestellen?” waarop [naam 8] antwoordt: “ik denk dat deze logisch zijn”. In de chatgesprekken die [de verdachte] met “ [gebruikersnaam 3] ” heeft gevoerd werd onder andere gevraagd naar vuurwapens, prijzen van vuurwapens, gripzones en dempers.
Bovengenoemde gesprekken zijn slechts een kleine greep uit de grote hoeveelheid chatgesprekken over wapenhandel die in de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Daaruit blijkt dat sprake was van langdurig en intensief berichtenverkeer tussen [de verdachte] en meerdere van zijn contactpersonen over de handel in wapens. Dit strookt niet met de verklaring van de verdachte dat hij contactpersonen oplichtte en na de ontvangst van het geld deze contactpersonen direct blokkeerde op zijn telefoon. Er wordt gedetailleerd gesproken over wapens en de prijzen, de eigenschappen en de levering daarvan. Bij deze gang van zaken is de enkele niet onderbouwde stelling van [de verdachte] dat het in zijn berichten “steeds moest lijken alsof het echt was” en er sprake zou zijn van oplichting niet geloofwaardig. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit de chatgesprekken juist het beeld naar voren komt dat meerdere contactpersonen intensief met hem samenwerkten en bleven samenwerken.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [de verdachte] zelfstandig wapens heeft ingekocht en verkocht als wapenhandelaar. Daarnaast heeft [de verdachte] als tussenpersoon gesprekken over wapenverkoop gevoerd en daarmee gehandeld als wapenmakelaar. [de verdachte] heeft geen erkenning voor dergelijke activiteiten. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1693) blijkt dat ook natuurlijke personen van wie de activiteiten (mede) bestaan uit professionele en/of commerciële wapenhandel, binnen de reikwijdte van het verbod van artikel 9, eerste lid, WWM vallen. De rechtbank overweegt verder dat het voor wapenmakelaardij van ondergeschikt belang is of tussen kopers en verkopers daadwerkelijk een koop is gesloten, dan wel of de wapens uiteindelijk van eigenaar zijn gewisseld. Immers, ook als een transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, laat dat onverlet dat [de verdachte] de onderhandelingen over die transactie heeft gevoerd en in die zin dus als wapenmakelaar heeft opgetreden en aldus bedrijfsmatig heeft verhandeld in de zin van artikel 9, eerste lid, van de WWM.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [de verdachte] gedurende de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 in strijd met artikel 9, eerste lid, van de WWM als wapenhandelaar en als wapenmakelaar bedrijfsmatig vuurwapens heeft verhandeld, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Is er sprake van medeplegen?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van medeplegen en dat [de verdachte] hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien vast komt te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat [de verdachte] veelvuldig contact heeft gehad met verschillende contactpersonen over wapens en wapenhandel, en dat concreet werd gesproken over de in- en verkoop en het vervoer van wapens. [de verdachte] en zijn contactpersonen informeerden bij elkaar over de beschikbaarheid en prijzen van wapens, en verwezen geïnteresseerde klanten naar elkaar door. Ook werd besproken hoe en waar wapens konden worden geleverd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] en zijn contactpersonen – waaronder ook [naam 4] en [naam 6] – die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Beroep of gewoonte
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of [de verdachte] van het verhandelen van wapens een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het onderdeel beroep en/of gewoonte vereist is dat de verdachte zich stelselmatig met het oog op financieel gewin of om in zijn levensonderhoud te voorzien heeft beziggehouden met wapenhandel. Criteria om ‘beroep of gewoonte’ aan te nemen zijn onder meer de hoeveelheid aangetroffen wapens, lijsten van wapens, prijzen van wapens of afbeeldingen van wapens of dat de verdachte volgens getuigen een vaste wapenleverancier was.
De chatgesprekken van [de verdachte] met betrekking tot de verkoop en inkoop van en het onderhandelen over wapens wijzen erop dat hij het vaste voornemen had om illegaal wapens te verhandelen. [de verdachte] heeft gedurende een periode van ten minste drie maanden met een zekere regelmaat wapens gekocht en verkocht en geprobeerd om kopers en verkopers van verschillende wapens bij elkaar te brengen. Het dossier bevat zelfs meerdere aanwijzingen dat [de verdachte] zich gedurende een veel langere periode hiermee heeft beziggehouden. Geïnteresseerden wisten hem te vinden en andersom wist hij geïnteresseerden te vinden. Dit wijst op een zekere mate van expertise bij [de verdachte] , mede gelet op het aantal verschillende merken en typen wapens waar hij in handelde. Ook acht de rechtbank redengevend dat [de verdachte] in de gesprekken sprak over het bestellen van wapens en over 20, 100 en zelfs 7000 “stuks” als het om wapens ging, waaruit blijkt dat hij op zeer grote schaal handelde in vuurwapens.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [de verdachte] zich stelselmatig met het oog op financieel gewin of om in zijn onderhoud te voorzien heeft beziggehouden met wapenhandel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [de verdachte] van het handelen in vuurwapens een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.2.2. Eindconclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op al het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [de verdachte] het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en dat hij daar een gewoonte van heeft gemaakt.
3.4.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 (handel in harddrugs)
Onder feit 2 wordt [de verdachte] – kortgezegd – verweten dat hij in de periode van 12 tot en met 26 augustus 2022 opzettelijk amfetamine en/of cocaïne aanwezig heeft gehad en/of verkocht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [de verdachte] op 19 augustus 2022 van ‘ [naam 7] ’ een foto heeft ontvangen van een wit blok met rechthoekige vorm met de stempel met de tekst “Prada” erop gedrukt. [de verdachte] reageert hierop dat hij het nu verkoopt voor 23 en het heeft gekocht voor 22. Ook laat [de verdachte] aan [naam 7] weten dat hij het zo meteen gaat afgooien. De uiterlijke kenmerken van het blok op de foto – de kleur, opdruk en vorm – komen overeen met een geperst blok cocaïne. Korte tijd later stuurt [de verdachte] een afbeelding naar contactpersoon ‘Latino’ waarop een wit blok met een figuur in de vorm van een vogel gedrukt te zien is. [de verdachte] stuurt daarbij: “s ochtends om 07:30 uur zal ik het leveren” en “Ik zei stuur mij een token”, waarop [de verdachte] een foto van een half geldbiljet naar Latino stuurt. Op 20 augustus 2022 stuurt [de verdachte] vervolgens een andere foto waarop een half geldbiljet te zien is met daarbij “we hebben het afgeleverd”.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze chatberichten blijkt dat [de verdachte] in de periode van 19 tot en met 20 augustus 2022 een hoeveelheid cocaïne heeft verkocht en afgeleverd. De rechtbank stelt op basis van de beschrijving van de foto’s van de blokken – witte rechthoekige blokken met verschillende opdrukken – en de inhoud van hiervoor genoemde chatgesprekken – in het bijzonder de prijzen die worden genoemd die passen bij een gangbare kiloprijs van € 22.000 of € 23.000 voor cocaïne – vast dat het gaat om cocaïne. Aan het voorgaande doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat de cocaïne niet fysiek gevonden is. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat [de verdachte] nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt voor de verkoop en aflevering van de cocaïne, zodat sprake is van medeplegen. De verklaring van [de verdachte] dat ook hier sprake was van oplichting en dat hij geen drugs heeft verkocht vindt geen steun in het dossier en schuift de rechtbank gelet op de inhoud van voornoemde berichten als ongeloofwaardig terzijde.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het aanwezig hebben en verkopen van ongeveer 50 kilogram cocaïne en/of amfetamine – zoals ten laste is gelegd onder het eerste gedachtestreepje van feit 2 – van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het dossier bevat een chatgesprek tussen telefoonnummers die worden toegeschreven aan [de verdachte] en [naam 5] . Hierin wordt over “het werk van 50 kilo” gesproken en worden foto’s gestuurd waarop wit poeder te zien is. De rechtbank kan op grond van dit chatgesprek niet vaststellen om wat voor substantie het gaat. Verder bevat het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat [de verdachte] zich ten aanzien van deze “50 kilo” schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne of amfetamine, dan wel dat hij die harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt [de verdachte] van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] in de periode van 19 tot en met 20 augustus 2022 samen met een ander een hoeveelheid cocaïne opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd.
3.4.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 (voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet)
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [de verdachte] in de periode van 24 juli 2022 tot en met 26 september 2022 concrete gesprekken heeft gevoerd met verschillende contactpersonen waarbij hij informatie heeft uitgewisseld over de prijzen, afname en levering van onder andere “steen” en “col(l)o”. Ook wordt gesproken over de aankoop en levering van precursoren voor het vervaardigen van MDMA en amfetamine zoals PMK, MDP2P en apaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de chatberichten tussen [de verdachte] en “ [gebruikersnaam 4] ” van 24 juli 2022 en 31 juli 2022, waarin onder andere wordt gesproken over PMK, het oplossen van zout en het scheiden van olie van puur PMK. Op 24 juli 2022 stuurt [de verdachte] aan “ [gebruikersnaam 4] ” dat hij 1 kilo gaat sturen, waarna hij een paar dagen later vraagt of “ [gebruikersnaam 4] ” de PMK heeft ontvangen en wat het resultaat is. Uit deze chatberichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [de verdachte] grondstoffen heeft gestuurd met het oog op de productie van MDMA en/of amfetamine.
De rechtbank leidt verder uit de chatberichten van [de verdachte] af dat hij fungeerde als kopende en verkopende partij en dat hij middelen en inlichtingen heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren voor het verhandelen van verdovende middelen. Hoewel in de chatberichten gebruikt wordt gemaakt van (enigszins) versluierd taalgebruik, is het voor de rechtbank, gelet op de onderlinge samenhang, de context van de chatgesprekken, de genoemde prijzen die passen bij een gangbare kiloprijs voor cocaïne en de foto’s van (witte) blokken (met logo) die over en weer worden verstuurd, duidelijk dat het hier gaat om de handel in cocaïne. [de verdachte] en zijn contactpersonen maken gebruik van in het criminele circuit bekende en gangbare benamingen voor cocaïne. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met “collo” en “colo” (Colombiaans) en “steen” cocaïne bedoeld wordt.
De verklaring van [de verdachte] dat hij zich niet heeft beziggehouden met voorbereidingshandelingen voor de verkoop en het produceren van harddrugs en dat deze gesprekken slechts zijn gevoerd om potentiële klanten op te lichten, schuift de rechtbank evenzeer als ongeloofwaardig terzijde nu het dossier daarvoor geen enkele steun biedt.
Conclusie
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en bovengenoemde overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de handel in en de productie van de verdovende middelen, zoals ten laste is gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes in feit 3.
3.4.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 (witwassen)
De rechtbank moet tevens de vraag beantwoorden of [de verdachte] zich op 12 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan witwassen in vereniging van geldbedragen en twee horloges.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [de verdachte] moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. Het bedrag dat is gevonden in de woning in Den Haag behoort toe aan de bewoner [naam 9] . Van het in de woning aangetroffen horloge, een Audemars Piguet, blijkt niet dat [de verdachte] daar bewustzijn en beschikkingsmacht over heeft gehad. Wat betreft het bedrag dat is gevonden in de hotelkamer, was [de verdachte] niet de enige die daar verbleef. Over dat geldbedrag is ook verklaard dat dit legaal zou zijn. Dan is de politie aan zet om daar nader onderzoek naar te doen. Het Patek Philippe horloge dat in de hotelkamer is gevonden is volgens [de verdachte] nep. De verdediging heeft niet gezien dat daar onderzoek naar is gedaan.
Witwassen geldbedrag en horloge aangetroffen in woning [adres 2] Den Haag
De rechtbank spreekt [de verdachte] vrij van het witwassen van het ten laste gelegde Audemars Piguet horloge en het geldbedrag van € 13.450,- die zijn aangetroffen in de woning aan het [adres 2] te Den Haag. Daartoe overweegt zij dat de bewoner van die woning, [naam 9] , tijdens de doorzoeking op 12 april 2023 verklaarde dat het geld in de woning van hem is. Uit de observaties is gebleken dat [de verdachte] weleens verbleef in de woning aan het [adres 2] in Den Haag. Dit enkele feit is echter onvoldoende voor de vaststelling dat ook [de verdachte] het geldbedrag dat in de woning is aangetroffen voorhanden heeft gehad. Verder bevat het dossier geen aanknopingspunten op grond waarvan dit geldbedrag aan [de verdachte] kan worden gelinkt. Datzelfde geldt voor het in de woning aangetroffen horloge. Uit niets blijkt dat [de verdachte] dat horloge voorhanden heeft gehad.
Witwassen horloge aangetroffen in hotelkamer
De rechtbank spreekt [de verdachte] ook vrij van het ten laste gelegde witwassen van een Patek Philippe horloge. Dit horloge betreft volgens het Openbaar Ministerie een merkvervalsing. Het gaat dus niet om een horloge van aanzienlijke waarde die een authentieke Patek Philippe wel zou vertegenwoordigen.
Witwassen geldbedrag aangetroffen in de hotelkamer
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 april 2023 vond een doorzoeking plaats in een hotelkamer van het Van der Valk hotel in Enschede, alwaar [de verdachte] en medeverdachte [naam 1] verbleven. Daar werd een Gucci-tas aangetroffen met daarin een bedrag van € 13.000,-. [naam 1] heeft bij de politie verklaard geen idee te hebben van wie het geld is en het geld niet te hebben gezien. Ter terechtzitting heeft [de verdachte] verklaard dat de betreffende Gucci-tas aan hem toebehoort.
Verklaring verdachte
[de verdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard: “over dat geld, we werken allemaal”. Ter terechtzitting heeft [de verdachte] verklaard dat het geldbedrag aan [naam 1] toebehoort. [de verdachte] had zijn Gucci-tas aan [naam 1] uitgeleend zodat hij het geld daarin kon doen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de vaststaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat [de verdachte] wetenschap van en beschikkingsmacht over de Gucci-tas met daarin het contante geld heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de Gucci-tas waarin het geldbedrag van € 13.000,- is aangetroffen aan [de verdachte] toebehoort. [de verdachte] heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij zijn Gucci-tas aan [naam 1] heeft uitgeleend, zodat [naam 1] daar geld in kon doen. Gelet op het feit dat de Gucci-tas aan [de verdachte] toebehoort, het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor het oordeel dat de € 13.000,- in die tas aan [naam 1] toebehoort en [de verdachte] eerst ter terechtzitting deze verklaring voor de aanwezigheid van het geld in zijn Gucci-tas geeft, hecht de rechtbank geen waarde aan die verklaring en schuift die als ongeloofwaardig terzijde.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat vast komt te staan dat het in de Gucci-tas aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Niet vereist is dat dit een nauwkeurig aangeduid misdrijf betreft. Bewezen kan worden verklaard dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, zonder dat hier een rechtstreeks verband gelegd kan worden tussen het geldbedrag en een delict. Vastgesteld moet worden of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. De verklaring van de verdachte dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als de verdachte een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek moet blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Hoewel het dossier ademt dat er een link bestaat met wapen- en/of drugshandel, is er geen direct specifiek gronddelict als herkomst voor het in de Gucci-tas aangetroffen contante geldbedrag van € 13.000,- vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat een dermate groot contant geldbedrag in een schoudertas zit, zonder meer een vermoeden van witwassen oplevert ten aanzien van genoemd geldbedrag. Het is zeer ongebruikelijk een dergelijk grote hoeveelheid contant geld in een tas te hebben in een hotelkamer. Niet in de laatste plaats omdat het een feit van algemene bekendheid is dat het voorhanden hebben van zoveel contant geld grote risico’s met zich brengt.
Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit zou moeten volgen dat voornoemd geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. [de verdachte] heeft over het geld verklaard: “we werken allemaal”. De rechtbank is van oordeel dat met deze verklaring geen sprake is van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring zoals die volgens vaste rechtspraak van de verdachte mag worden verlangd. [de verdachte] heeft het vermoeden van witwassen van het in de hotelkamer in de Gucci-tas aangetroffen geld dus niet weerlegd. De door [de verdachte] afgelegde verklaring geeft dan ook geen aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag van € 13.000,- onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat [de verdachte] onder deze omstandigheden wist, althans bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het in zijn Gucci-tas aangetroffen geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Aldus is sprake geweest van opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 13.000,-.
De rechtbank zal [de verdachte] partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 21 juli 2022 tot en met 21 oktober 2022 te ’s-Gravenhage, in ieder geval
inNederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens zonder erkenning, een groot aantal, wapens van categorie II en III (waaronder meerdere automatische vuurwapens en een groot aantal, pistolen en revolvers en handgranaten en munitie en hulpstukken voor deze wapens en munitie, heeft overgedragen en heeft beproefd en heeft verhandeld en (anderszins) ter beschikking heeft gesteld,
enheeft onderhandeld over de aankoop, verkoop en levering van vuurwapens, terwijl verdachte daar een gewoonte van heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van
19augustus 2022 tot en met
20augustus 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een materiaal als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 24 juli 2022 tot en met
26 september 2022in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (grote) hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en het opzettelijk vervaardigen van een hoeveelheid MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- telefonische afspraken gemaakt en besprekingen en onderhandelingen gevoerd en inlichtingen doorgegeven aan zijn mededaders, om cocaïne en grondstoffen voor het produceren van amfetamine te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- aan de kopende en verkopende partijen en/of tussenperso(o)n(en) informatie (op)gevraagd en verstrekt over de prijzen, omvang en samenstelling van cocaïne en/of amfetamine en/of grondstoffen voor het produceren van MDMA en/of
amfetamine
- een of meer foto’s van partijen cocaïne en grondstoffen voor het produceren van MDMA en/of amfetamine gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) verzonden/doorgestuurd aan de kopende partij(en) en/of
- betalingen gedaan ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van cocaïne en/of grondstoffen voor het produceren van
amfetamine;
4.
hij op 12 april 2023, te Enschede een voorwerp, te weten een contant geldbedrag (ter hoogte van 13.000,- euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met een aantal in de pleitnota genoemde omstandigheden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van wapenhandel. Hij heeft zelf wapens ingekocht en verkocht en als tussenpersoon – wapenmakelaar – opgetreden. De verdachte handelde samen met anderen en had een grote rol in het proces van inkoop en verkoop van wapens. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het ging om een grote hoeveelheid wapens die de verdachte heeft gekocht en verkocht en waarover hij heeft onderhandeld. Bovendien heeft de verdachte een gewoonte gemaakt van wapenhandel. Het ongecontroleerde bezit van wapens in zijn algemeenheid brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De illegale handel in vuurwapens dient dan ook streng te worden bestraft.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verkoop van harddrugs en aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de verkoop en bereiding van harddrugs. Hij hield zich daarbij bezig met het kopen en verkopen van meerdere blokken cocaïne en het leveren van grondstoffen voor de productie van amfetamine en MDMA. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 13.000,-.
Drugshandel heeft een grote ontwrichtende invloed op de samenleving, niet alleen op het gebied van gezondheid en welzijn maar ook op de veiligheid en het financiële stelsel. Het gebruik van verdovende middelen is niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar gaat gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast als gevolg. Daarnaast zorgt witwassen voor ontwrichting van het economische en financiële verkeer, doordat de criminele herkomst van gelden wordt verhuld. De vermenging van illegale- en legale geldstromen brengt ernstige schade toe aan de economie. De verdachte heeft zich bij zijn keuze om zich bezig te houden met drugshandel niet bekommerd om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de schadelijke gevolgen voor de maatschappij. Hij heeft een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel in drugs bestaat. Daaronder valt ook het witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het financiële handelsverkeer wordt aangetast.
Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat de verdachte ook in de periode na zijn aanhouding op 21 oktober 2022 en tijdens zijn detentie door is blijven gaan met de handel in wapens en verdovende middelen. [2] De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 oktober 2024 en het ter terechtzitting overgelegde arrest van het Gerechtshof in Den Haag van 26 september 2024 in de zaak met parketnummer 10-115127-21. De officier van justitie heeft daarbij toegelicht – en door de verdachte is niet weersproken – dat de verdachte door de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 6 april 2022 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen wegen overtreding van de WWM. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is door het Gerechtshof Den Haag bij genoemd arrest niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is dus eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, slechts worden volstaan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde geldbedragen moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende. Ten aanzien van het onder 10 genoemde geldbedrag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd. De op de beslaglijst onder 1 en 9 genoemde horloges dienen volgens de officier van justitie te worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot de onder 8 genoemde notitieblokken heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan rechthebbende
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen. Ten aanzien van het Audemars Piguet horloge overweegt de rechtbank dat er geen verband is met de bewezen verklaarde strafbare feiten en, ondanks dat het Audemars Piguet horloge een replica is, het bezit hiervan in het onderhavige geval niet verboden is. Er is dus geen grond voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer van dit in beslag genomen horloge.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen notitieblokken (op de beslaglijst onder 8) en het in beslag genomen Patek Philippe horloge (op de beslaglijst onder 9). [de verdachte] kan als rechthebbende worden aangemerkt. Er is voorts geen verband met de bewezen verklaarde strafbare feiten en, ondanks dat het Patek Philippe horloge een replica is, is het bezit hiervan in het onderhavige geval niet verboden. Er is dus geen grond voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer van dit in beslag genomen horloge.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 10 genoemde voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezen verklaarde feit is begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 9 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen van wapens en munitie een gewoonte maken en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en/of categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
witwassen
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082-768109, zilver, merk:
Audemars Piguet);
2. 5000 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500 DHRAA22082_768225);
3. 200 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082_768213);
4. 2150 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082_768209);
5. 200 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500 DHRAA22082_768216);
6. 50 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082_768224);
7. 6750 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082_768226);
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 8 en 9 genoemde voorwerpen, te weten:
8. 2 STK Notitieblok (Omschrijving: DHRAA22082_768289);
9. 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1500-DHRAA22082_768257(vals), zilver, merk: PatekPhilipeNautulus);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 10 genoemde voorwerp, te weten:
13000 EUR IBN: 11-04-2023 (Omschrijving: PL1500-2022278937-G2937975).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2024.

Voetnoten

1.De zaak stond aanvankelijk gepland voor inhoudelijke behandeling op 24 september 2024, maar is op die zitting op verzoek van de raadsman aangehouden tot de zitting van 9 december 2024.
2.Het proces-verbaal van bevindingen AMB-131, opgemaakt op 10 januari 2024 (p. 1558 e.v.) en het proces-verbaal van bevindingen AMB-130, opgemaakt op 19 december 2023 (p. 1629 e.v.) en het proces-verbaal van bevindingen AMB.133, opgemaakt op 23 april 2024 (p. 1681 e.v.).