9.4.Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat sprake is van ‘knowing participation’, omdat eiser heeft deelgenomen aan handelingen waarvan hij wist of had moeten weten dat het misdrijven betroffen zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. Uit de bronnen die door de minister in het voornemen zijn aangehaald blijkt voldoende dat de misdrijven waar de Turkse politie zich schuldig aan maakte wijdverspreid en bekend waren.Eiser kon dat – ook gelet op de destijds voorhanden zijnde informatie – weten of behoorde dat te weten. Dat de minister zou moeten aantonen dat (nagenoeg) elke door de militaire inlichtingendienst aan de politie overgedragen verdachte door de politie werd mishandeld, volgt de rechtbank dan ook niet. Dat de minister artikel 1(F) nooit categoriaal heeft tegengeworpen aan vreemdelingen die werkzaam waren bij of intensief samenwerkten met de Turkse politie in de betreffende periode doet daaraan niet af. Zoals de rechtbank onder 7.1 al heeft overwogen maakt het feit dat artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag nooit categoriaal is tegengeworpen aan vreemdelingen die werkzaam zijn geweest voor of met de Turkse politie, niet dat dat artikel niet aan een individuele vreemdeling kan worden tegengeworpen indien daar in het specifieke geval aanleiding toe bestaat. Daarbij komt, zoals de minister terecht stelt, dat eiser zelf ook verklaart dat hij wist van de praktijken van de Turkse politie. Zo verklaart eiser:
“Wat heeft u toen gedaan?
We hebben de verdachte persoon staande gehouden. Daarna zijn de anderen uniformen gekomen. Die hebben we aan hen gegeven. En toen waren we klaar.
Begrijp ik goed dat u nooit betrokken bent geweest bij het inhoudelijk behandelen van een zaak of het verhoren van verdachten?
Nee, dit was niet onze taak. Wij droegen hen enkel over en dan was het klaar.
Ik heb gelezen dat de Turkse politie in de jaren ’90 terrorisme verdachten vaak sloegen of mishandelden. Wat heeft u hiervan meegekregen?
Ja, wat wij deden dat soort acties waren de militairen. Waar ik bij zat waren de militairen. De politie is daarna pas na 2000. Toen [naam] aan de macht is gekomen heeft hij de functie van de militairen veranderd en heeft de politie de opdracht gegeven.
Ik ga deze vraag nogmaals stellen. Wat heeft u meegekregen van mishandelingen van terrorisme verdachten in de jaren ’90 door de Turkse politie. U droeg verdachten immers over aan de politie?
In die tijd kwam het wel voor. Dat heb ik van horen en zeggen. Van wanneer de politie verdachten oppakte. En als ze mee werden genomen werden ze wel mishandeld om te verklaren of ze schuldig waren. En op dit moment zullen er ook veel mensen nog vast zitten omdat ze onschuldig zijn.
U droeg verdachten over aan de Turkse politie. Heeft u hier zelf iets van meegekregen?
Als wij naar een eenheid gingen. Dan zagen we dat wel. Maar wij waren nooit in een verhoorkamer. Wij moesten onherkenbaar blijven.
U zegt wel dingen te zien. Wat zag u dan?
Dat ze gemarteld werden. Door die marteling wilde ze hen laten praten.
Kunt u uitleggen hoe en waar dit plaatsvond, aangezien u niet in de verhoorkamers aanwezig was?
Er is een glas waarbij wij naar binnen konden kijken maar de persoon binnen kon ons niet zien. Het is een observatie glas. Wij konden dat horen en zien en zij niet.
Waarom was u hier bij de eenheid van de politie aanwezig en zag u dit?
Je krijgt opdrachten van de eenheid. Daarom. Als je de verdachten aan de eenheid overdraagt moet je je ook verantwoorden. Ze vroegen ook dingen aan ons, van wat is verdacht en waarom heb je deze persoon laten aanhouden. Wij werden ook verhoord. De verdachte kon ons niet zien.
Hoe vaak hebt u gezien dat verdachten werden mishandeld door de politie?
Misschien dat ik dit vier of vijf keer heb gezien. Wij verbleven ook niet op die eenheid en als wij daar naartoe moesten waren we bezoekers. We kregen een bezoekerspas. Omdat we ook onherkenbaar moesten blijven voor anderen. Het was niet zichtbaar dat wij militairen waren.
Had het een functie dat u deze mishandelingen hebt gezien of was dit puur toeval?
Dit was alleen toevallig. In de hal zag je een verdachte of als je langs liep door een observatie glas kon kijken.
U zegt vier of vijf keer gezien te hebben dat iemand werd mishandeld, wat zag u dan?
Je zag alleen dat zijn gezicht was verbouwd. Ik ben nooit in die kamers geweest. Toevallig kwam je ze tegen. Of je zag dit door het glas. Maar was ze gedaan hebben dat heb ik niet gezien.
Begrijp ik goed dat u nooit hebt gezien dat een politieagent een verdachte sloeg of mishandelde?
Wanneer je zag was het toevallig. Als je langs liep dan kon je door dat observatieglas kijken. Als je dan iemand ziet waar zijn gezicht helemaal verbouwd is. Dan denk je van wie heeft dat gedaan. Dan denk je wel dat is de agent die dat heeft gedaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de minister uit deze verklaringen – anders dan eiser stelt – terecht af dat eiser wel degelijk wist van de mensenrechtenschendingen door de Turkse politie. Dat eiser, zoals hij op zitting betoogde, slechts op de radio en op televisie vernam van de handelwijze van de Turkse politie volgt de rechtbank gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen dan ook niet. De rechtbank volgt verder niet het betoog van eiser dat de minister zijn gedragingen onvoldoende in de tijdgeest heeft geplaatst. Uit eisers verklaringen blijkt namelijk dat hij wist (of minstens behoorde te weten) van de handelswijze van de Turkse politie. De rechtbank ziet niet in hoe de tijdgeest daarop van invloed moet of kan zijn. Dat er ook leden van die politie waren die voor hun daden werden vervolgd, maakt niet dat bij eiser geen sprake was van ‘knowing participation’, nu dit aan de ‘knowing participation’ niet afdoet.
Is er sprake van ‘personal participation’?
10. Eiser betoogt dat geen sprake is van ‘personal participation’. De minister heeft volgens eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij is betrokken bij de foltering/marteling of (zware) mishandeling van tientallen mensen. Daarbij heeft eiser ook met regelmaat informatie niet doorgegeven en probeerde hij wanneer hij wel informatie doorgaf juist terroristische aanslagen te voorkomen. Daarbij komt dat eiser niet zelf bepaalde wie werd opgepakt, maar dat hij informatie doorgaf aan zijn leidinggevenden en dat zij dat bepaalden. Eiser betoogt verder dat – anders dan de minister stelt – uit het feit dat hem na zijn dienstplicht een dienstverband als beroepsmilitair is aangeboden, niet volgt dat hij zijn werk altijd goed deed. In de betreffende periode in Turkije was namelijk simpelweg veel vraag naar beroepsmilitairen. De minister kan eiser volgens hem niet persoonlijk verantwoordelijk houden voor wijdverbreide schendingen door de Turkse politie.