ECLI:NL:RBDHA:2024:22102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van derdelander onder Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat is ingediend door een derdelander, die tijdelijk verblijf had in Oekraïne, tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, had op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad van de Europese Unie op 4 maart 2022 tijdelijke bescherming heeft verleend aan Oekraïense ontheemden en bepaalde categorieën derdelanders die in Oekraïne verbleven, en dat deze bescherming is verlengd tot en met 4 maart 2024.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag aanvangt op het moment waarop de tijdelijke bescherming eindigt. Eiser heeft verweerder op 27 mei 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.