ECLI:NL:RBDHA:2024:22102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL24.24341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van derdelander onder Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat is ingediend door een derdelander, die tijdelijk verblijf had in Oekraïne, tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, had op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad van de Europese Unie op 4 maart 2022 tijdelijke bescherming heeft verleend aan Oekraïense ontheemden en bepaalde categorieën derdelanders die in Oekraïne verbleven, en dat deze bescherming is verlengd tot en met 4 maart 2024.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag aanvangt op het moment waarop de tijdelijke bescherming eindigt. Eiser heeft verweerder op 27 mei 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.24341
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiser is een zogenoemde derdelander die tijdelijk verblijf in Oekraïne had. Hij heeft op 22 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. Bij Uitvoeringsbesluit van 4 maart 20223 heeft de Raad van de Europese Unie op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) tijdelijke bescherming verleend aan Oekraïense ontheemden en bepaalde categorieën derdelanders die in Oekraïne verbleven. De toepassing van de RTB is verlengd tot en met 4 maart 2024.4
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 EU 2022/382.
4 Zie hiervoor de brief aan de Tweede Kamer van 14 oktober 2022, Vergaderjaar 2022-2023, Kamerstukken 19 637, nr. 2994.
4. De beslistermijn vangt aan op het moment waarop de tijdelijke bescherming eindigt.5 Nadien is de toepassing van de RTB nogmaals verlengd. Het is evenwel de vraag of die verlenging ook geldt voor genoemde derdelanders. Over deze materie heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, prejudiciële vragen gesteld. De uitkomst van de prejudiciële vragen kan zijn dat in het geval van eiser de beslistermijn aanvangt op 5 maart 2024 dan wel op een latere datum.
5. Eiser heeft verweerder op 27 mei 2024 in gebreke gesteld. Ongeacht of uitgegaan wordt van de aanvang van de beslistermijn op 5 maart 2024 of van een latere datum, geldt dat die beslistermijn op 27 mei 2024 nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is daarom hoe dan ook prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. De rechtbank merkt verder op dat inherent aan het feit dat de tijdelijke bescherming meermaals voor langere periodes verlengd kan worden, is dat in dit soort zaken de termijn van 21 maanden6 (ruim) kan worden overschreden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
6 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 december 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.