Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Albanese nationaliteit.
2. Uit het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland – West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 14 juli 2022blijkt dat eiser in de nacht van 19 op 20 juni 2021 te Breskens door de KMaris aangetroffen op een zeiljacht. Eiser was de schipper van dit zeiljacht, dat hij door tussenkomst van een derde heeft gehuurd. Benedendeks bevonden zich 21 Albanese personen. Een aantal van deze personen is verhoord en zij verklaarden nagenoeg allemaal dat zij onderweg waren naar Groot-Brittannië. Zij waren niet in het bezit van een geldig visum om legaal Groot-Brittannië binnen te komen en verklaarden dat zij voor de overtocht een fors bedrag moesten betalen. Eiser heeft daarom uit winstbejag gehandeld. De rechtbank acht het te duchten levensgevaar voor de in het zeiljacht aangetroffen personen blijkens genoemd vonnis wettig en overtuigend bewezen. Gelet op deze feiten heeft de rechtbank eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden vanwege mensensmokkel.
3. Op 12 januari 2023 is eiser gehoord door de KMar over het uitvaardigen van een inreisverbod. Bij besluit van 14 februari 2023 is aan eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar. Op 16 februari 2023 is eiser wederom gehoord door de KMar en is het voorstel uitgebracht om aan eiser een zwaar inreisverbod uit te vaardigen.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het op 14 februari 2023 uitgevaardigde inreisverbod opgeheven en aan eiser een zwaar inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van tien jaar, omdat eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden vindt verweerder onvoldoende om van het inreisverbod van tien jaar af te zien. Tot slot heeft verweerder gesteld dat eiser geen gezins- of privéleven heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van het EVRM.
5. Eiser voert aan dat onvoldoende is gemotiveerd dat eisers persoonlijke gedrag maakt dat sprake is van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. De veroordeling is nog niet onherroepelijk waardoor de bedreiging niet als actueel is te beschouwen. Eiser is eenmalig in aanraking gekomen met justitie en er is sprake van tijdsverloop. Eiser heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en zijn gedrag aangepast. Verder voert eiser aan dat hij gezinsleven heeft met zijn Italiaanse vrouw in Italië. Hij is verwikkeld in een procedure voor het verkrijgen van verblijfsrecht bij zijn vrouw in Italië. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser twee brieven van de rechtbank te Brescia (Italië) overgelegd. Het inreisverbod maakt het voor hem onmogelijk om toegang te krijgen tot Italië en is daarom in strijd met artikel 8 van het EVRM, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Vanwege de intrekking van het besluit van 14 februari 2023, waarbij een inreisverbod van twee jaar werd opgelegd, zal de beoordeling uitsluitend gaan over het bestreden besluit.
Unierechtelijke openbare-ordecriterium
7. Artikel 66a van de Vw, gelezen in samenhang met artikel 6.5a, vijfde lid, van het Vb, bepaalt dat in afwijking van het eerste tot en met vierde lid van dat laatstgenoemde artikel, de duur van het inreisverbod ten hoogste tien jaren bedraagt indien het een vreemdeling betreft die een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid. Voor het uitvaardigen van een inreisverbod is vereist dat de vreemdeling een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingvolgt dat verweerder bij de beoordeling of sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, alle feitelijke en juridische gegevens moet betrekken die zien op de situatie van een vreemdeling in relatie met het door hem gepleegde strafbare feit, zoals onder meer de aard en ernst van dat strafbare feit, en het tijdsverloop sinds het plegen daarvan. Het resultaat van dit onderzoek moet blijken uit de motivering van het besluit.
9. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de hiervoor genoemde elementen van het Unierechtelijke openbare-ordecriterium getoetst. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Hierbij is van belang dat aan de ernst van het door hem gepleegde strafbare feit en de duur van de opgelegde gevangenisstraf veel gewicht toekomt. Eiser is, zoals volgt uit rechtsoverweging 2 van deze uitspraak, op 14 juli 2022 veroordeeld voor mensensmokkel (pleegdatum: 20 juni 2021). Hij heeft hiervoor een forse gevangenisstraf opgelegd gekregen van dertig maanden. Dit vonnis is op 4 juli 2023 onherroepelijk geworden. Verder is van belang dat eisers voorlopige hechtenis op 31 maart 2023 is geschorst, en dat hij kort daarna op 6 april 2023 met hulp van het IOMis teruggekeerd naar Albanië. Voorafgaand aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft eiser sinds zijn aanhouding in detentie verbleven. Verweerder heeft zijn gedrag in detentie meegewogen. Hieraan komt echter nauwelijks betekenis toe. Dit gedrag is namelijk slechts gerelateerd aan zijn verblijf in detentie. Als gevolg van de detentie is vooralsnog niet kunnen blijken dat het gevaar op recidive, bij terugkeer van eiser in de vrije samenleving, is geweken.Verder heeft eiser niet nader onderbouwd dat sprake is van een relevante positieve gedragsverandering sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Verblijfsrecht in Italië en artikel 8 van het EVRM
11. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser is gehuwd met een Italiaanse vrouw die in Italië woont en dat hij met haar familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft. Verder is niet in geschil dat dit familieleven niet in Nederland wordt uitgeoefend.
12. Eiser heeft in beroep onderbouwd dat hij verwikkeld is in een procedure voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Italië. Ook heeft hij in beroep onderbouwd dat aan hem toegang is verleend tot Italië om zijn procedure aldaar bij te wonen. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat verweerder om die reden had moeten afzien van het opleggen van het inreisverbod. De lopende procedure heeft immers (nog) niet geleid tot afgifte van een verblijfsvergunning door de Italiaanse autoriteiten. Verder geldt dat als aan eiser alsnog een verblijfsvergunning wordt afgegeven door de Italiaanse autoriteiten, het aan hen is om op grond van artikel 11, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijnte beslissen of zij al dan niet gevolg geven aan het door verweerder opgelegde inreisverbod. Gelet hierop is het bestreden besluit niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
13. Verweerder heeft terecht een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar aan eiser uitgevaardigd. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.