ECLI:NL:RBDHA:2024:221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
639884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijging van recht van erfpacht door bevrijdende verjaring op gronden van een energiecentrale

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Uniper Benelux N.V. en de Gemeente Den Haag over de verkrijging van een recht van erfpacht door bevrijdende verjaring. Uniper, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderde een verklaring voor recht dat zij door extinctieve verjaring het recht van erfpacht heeft verkregen op de gronden waarop een energiecentrale is gevestigd. De Gemeente, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, voerde verweer en betwistte de vordering van Uniper, stellende dat er geen overeenstemming was over de essentialia voor de uitgifte in erfpacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Uniper sinds 1987 feitelijk het bezit van de gronden heeft uitgeoefend met de pretentie rechthebbende te zijn. De rechtbank oordeelde dat Uniper door bevrijdende verjaring een recht van erfpacht heeft verkregen, omdat de Gemeente gedurende meer dan 20 jaar geen actie heeft ondernomen om het bezit van Uniper te betwisten. De rechtbank heeft de vorderingen van Uniper toegewezen en de Gemeente veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van de Gemeente in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Notaris niet in het geding is verschenen en dat de vorderingen van Uniper jegens de Notaris ongegrond zijn.

De uitspraak benadrukt het belang van het bezit en de pretentie van rechthebbend zijn in het kader van verjaring, evenals de noodzaak voor de eigenaar om tijdig actie te ondernemen tegen onrechtmatig bezit.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/639884 / HA ZA 22-1053
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
UNIPER BENELUX N.V.,
te Rotterdam ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Uniper en NV EZH ,
advocaat: mr. J.W.A. Meesters te Amsterdam,
tegen

1.DE GEMEENTE DEN HAAG,

te Den Haag ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland te Den Haag,

2.mr. ALEXANDER QUINTEN BLOMAARD ,

te Rijswijk ,
gedaagde,
niet verschenen,
hierna te noemen: de Notaris.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 2 december 2022 met producties 1-18;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van de Gemeente met producties 1-6;
- de verstekverlening op de rol van 21 december 2022 tegen de Notaris;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Uniper ;
- het tussenvonnis van 3 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 20 november 2023. Uniper en de Gemeente waren daarbij met hun advocaten aanwezig en hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
In 1906 is aan wat nu [straatnaam] in Den Haag heet een energiecentrale gebouwd (hierna: de Energiecentrale). De Energiecentrale werd destijds geëxploiteerd door het Gemeentelijk Energiebedrijf. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is de elektriciteitsproductie en -distributie van elkaar gescheiden. De Naamloze Vennootschap Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland (NV EZH ) is de elektriciteitsproducent die sindsdien de Energiecentrale exploiteert. NV EZH heet nu Uniper .
2.2.
In 1986 heeft NV EZH met haar toenmalige aandeelhouders, waaronder de Gemeente, afgesproken dat de productiemiddelen van de Energiecentrale aan haar zouden worden overgedragen. Ten aanzien van de gronden behorende bij de Energiecentrale (hierna: de Gronden), is afgesproken dat een huur- of zakelijk recht overeenkomst zou worden afgesloten. Dit is als volgt vastgelegd in een (niet ondertekende) ‘Overeenkomst tot omvorming van de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland tot een produktie- en transportbedrijf’ (hierna: de EZH -overeenkomst 1986):
“1.
De deelnemers zullen alle materiële vaste aktiva die rechtstreeks verband houden met de produktie van elektriciteit en warmte in eigendom overdragen aan EZH . Van de over te dragen aktiva zullen zonodig of wenselijk afzonderlijke notariële of onderhandse akten worden opgesteld.
(…)
3. Inzake het aktivum grond zullen, voor zover dit niet aan de vennootschap in eigendom wordt overgedragen, bestaande huur-of erfpachtovereenkomsten door de vennootschap worden gecontinueerd dan wel nieuwe huur- of zakelijk-recht-overeenkomsten worden afgesloten.”
2.3.
Per brief van 6 april 1988 heeft de Gemeente aan NV EZH een ‘Verklaring inzake uitgifte in erfpacht met opstallen op de grond’ (hierna: Verklaring uitgifte in erfpacht) gezonden. In de begeleidende brief staat onder andere het volgende vermeld:

Met verwijzing naar uw boven aangehaalde brief doe ik u hierbij de bescheiden toekomen inzake de uitgifte in erfpacht van 3 percelen grond met de zich daarop bevindende opstallen.
Ik verzoek u, indien u zich met de inhoud van deze bescheiden kunt verenigen, het origineel der verklaring is één exemplaar van elk der 3 tekeningen gedateerd en ondertekend zo spoedig mogelijk aan deze dienst terug te zenden.
De kopieën kunt u behouden.
Na ontvangst van de hiervoor genoemde bescheiden zal ik een voorstel tot uitgifte in erfpacht van de onderhavige oppervlakten grond ter besluitvorming voorleggen aan de gemeenteraad.”
2.4.
In de bijgevoegde niet ondertekende Verklaring uitgifte in erfpacht is onder meer het volgende opgenomen:
“De ondergetekende de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland gevestigd te ’s-Gravenhage , kantoorhoudende te Voorburg verklaart van de gemeente ’s-Gravenhage , hierna te noemen ”de Gemeente” ingaande 1 april 1987 onder de hierna onder 5 te noemen restricties eeuwigdurend in erfpacht te willen aanvaarden 3 oppervlakten grond, (…)
Deze erfpachtuitgifte zal geschieden:
a.
onder de Algemene Bepalingen voor de uitgifte in erfpacht van gronden der gemeente ’s-Gravenhage 1986 (AB 1986);
b.
tegen een jaarcanon van f 17,50 per centiare (7% van een grondprijs van f 250,-- per centiare), welke jaarlijkse canon met uitzondering van de in artikel 8.1 van de AB 1986 bedoelde administratiekosten door ondergetekende voor de gehele duur van het recht wordt afgekocht en ineens en bij vooruitbetaling aan de Gemeente wordt voldaan door storting van de grondprijs (…)
(…)
Voorts verklaart ondergetekende ermee bekend te zijn, dat:
(…)
2. door ondergetekende op eerste aanzegging van burgemeester en wethouders dient te worden meegewerkt aan het tot stand komen van de notariële akte tot vestiging van het erfpachtrecht;
(…)
5. in de hiervoor onder 2. bedoelde notariële akte voorts nog de volgende bepalingen zullen worden opgenomen:
(…)
b. de erfpachter is verplicht tot terugoverdracht van gronden en opstallen aan de Gemeente op het moment dat deze ter beoordeling van de Gemeente niet langer nodig zijn voor de hiervoor onder 4. bedoelde electriciteits- en warmteproduktietaken;
c. de grond nabij [straatnaam] waarop zich olietanks bevinden, (…), moet aan de Gemeente worden terugovergedragen op het moment dat deze olietanks niet langer zullen worden aangewend voor de electriciteits-produktie;
(…)
2.5.
Op 15 oktober 1990 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling Grondzaken van de Gemeente en NV EZH . Uit het verslag van deze bespreking komt naar voren dat er nog discussie bestaat over de door NV EZH aan de Gemeente te betalen grondprijs en over de terug overdracht van de Gronden of een gedeelte daarvan als deze naar het oordeel van de Gemeente niet langer nodig zijn voor de electriciteits- en warmteproductie.
2.6.
Per brief van 24 januari 1991 heeft de Gemeente een herziene versie van de Verklaring uitgifte in erfpacht aan NV EZH gezonden. Uit de begeleidende brief blijkt dat een positief besluit van de directeur van de Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling op de gronduitgifte voorwaarde is voor het tot stand komen van de overeenkomst en dat daarna de notariële afwikkeling ter hand zal worden genomen.
2.7.
In een brief van 18 maart 1992 heeft de Gemeente aan NV EZH onder andere bericht dat het haar voorkeur heeft om de notariële afwikkeling van de gronduitgifte op te schorten totdat er meer duidelijkheid is rond de ontwikkeling van een afvalcentrale in Leidschendam . Omdat dit nog enige tijd in beslag zal nemen en het erfpachtrecht met terugwerkende kracht per 1 april 1987 ingaat, wordt door de Gemeente voorgesteld de grondwaarde alvast in rekening te brengen ten bedrage van f 6.900.000 met rente met het verzoek aan NV EZH om dit bedrag, vooruitlopend op de notariële afwikkeling, vast te betalen.
2.8.
In 1998 is een deel van de Gronden teruggeleverd aan de Gemeente. In een brief van 20 augustus 2010 is ten aanzien van de teruglevering vermeld dat de Gemeente bereid is om een restitutie grondwaarde toe te kennen (inclusief rente) van € 1.302.816,78. Verder wordt in deze brief bevestigd dat na betaling van dit bedrag door de Gemeente, de uitgifte in erfpacht van het resterende gedeelte van de Gronden zal worden geëffectueerd.
2.9.
Op 21 januari 2021 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Notaris, de Gemeente en Uniper . Naar aanleiding van dit overleg heeft de Notaris op 26 januari 2021 een eerste concept van een akte uitgewisseld waarin partijen constateren dat Uniper (en zijn rechtsvoorgangers) feitelijk vanaf 1 januari 1988 het bezit van een recht van erfpacht uitoefenen en dat sprake is van verkrijging krachtens bevrijdende verjaring. Vervolgens zijn nog enkele aangepaste versies van deze akte uitgewisseld, maar tot een ondertekening door partijen is het niet gekomen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Uniper vordert bij vonnis – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van de Gemeente:
1.
primaireen verklaring voor recht dat Uniper door extinctieve verjaring het recht van
erfpacht heeft verkregen van de gronden kadastraal bekend [kadastraal nummer] , kadastraal groot 22.000 m²., plaatselijk bekend als [adres] , [postcode] , ’ [plaats] , althans de door de rechtbank in goede justitie te bepalen ligging en omvang, inclusief het exclusieve gebruik van de daarop aanwezige gebouwen, productiemiddelen en overige onroerende zaken;
subsidiairhet in dezen te wijzen vonnis in de plaats te doen treden van de
instemming van de Gemeente met of de ondertekening door de Gemeente van de ‘akte verjaring erfpacht’ waarin wordt vastgesteld dat Uniper door extinctieve verjaring het recht van erfpacht heeft verkregen van voormelde gronden;
meer subsidiairUniper te machtigen om voormelde ‘akte verjaring erfpacht’,
namens de Gemeente te ondertekenen;
nog meer subsidiairde Gemeente te veroordelen tot medewerking aan het opstellen
en passeren van voormelde ‘akte verjaring erfpacht’;
ten aanzien van de Notaris:
2. de Notaris te veroordelen om op de voet van het bepaalde in artikel 21 van de Wet
op het notarisambt binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan het inschrijven van de verklaring voor recht zoals alsdan door de rechtbank uitgesproken en aan het passeren van de ‘akte verjaring erfpacht’;
ten aanzien van de Gemeente en de Notaris:
3. de Gemeente te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en
te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Uniper ten grondslag dat zij op grond van de artikelen 3:105 jo. 3:314 lid 2 jo. 3:306 BW als bezitter van het recht van erfpacht ter zake van de Gronden met daarop de Energiecentrale door middel van bevrijdende verjaring van rechtswege een recht van erfpacht heeft verkregen. Het was immers vanaf het begin de bedoeling dat Uniper een recht van erfpacht zou verkrijgen en zo heeft zij de Energiecentrale vanaf 1987 ook meer dan 20 jaar geëxploiteerd. De Gemeente heeft nooit bezwaar gemaakt tegen dit bezit en heeft ook nimmer een vordering tot beëindiging van het gebruik en ontruiming van de Gronden ingediend. Een andere vorm van bezit dan een bezit van een recht van erfpacht was ook niet mogelijk, omdat de Gemeente destijds alleen grond in erfpacht uitgaf. De Gemeente heeft Uniper tot slot ook als bezitter van een recht van erfpacht behandeld, door bijvoorbeeld de afhandeling van de teruggave van de Gronden op die voet te berekenen.
3.3.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Uniper in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van deze vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Uniper in de proces- en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. De Gemeente betwist dat er een recht van erfpacht door bevrijdende verjaring is ontstaan. Volgens de Gemeente bestond geen overeenstemming over de essentialia die tot een uitgifte in erfpacht zouden moeten leiden. Omdat geen overeenstemming bestond heeft Uniper een dergelijk niet-gevestigd recht van erfpacht ook niet in bezit kunnen nemen, of zichzelf als bezitter kunnen beschouwen. Het gebruik door Uniper is voortgezet op de basis waarop het gebruik ooit is gestart, een gebruiksovereenkomst. Uniper was alleen houder van de Gronden .
in reconventie
3.4.
De Gemeente vordert bij vonnis – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat Uniper als houder de gronden van de Energiecentrale uitsluitend in gebruik heeft gekregen ter uitvoering van de taken van het Elektriciteitsbedrijf Zuid-Holland , ten behoeve van elektriciteits- en warmteproductie en dat Uniper verplicht is tot teruggave van dat deel van de gronden en opstallen aan de Gemeente op het moment dat deze, ter beoordeling van de Gemeente, niet langer nodig zijn voor de hiervoor bedoelde elektriciteits- en warmteproductietaken. De Gemeente vordert daarbij om Uniper te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en
te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten.
3.5.
Aan deze vorderingen legt de Gemeente ten grondslag dat Uniper slechts houder van de Gronden is op basis van een gebruiksovereenkomst.
3.6.
Uniper voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Gemeente in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Gemeente, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Gemeente in de proces- en nakosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens Uniper heeft zij zich ondubbelzinnig als erfpachter gedragen en is door partijen nooit gesproken over een andersoortig gebruiksrecht vooruitlopend op het in erfpacht uitgeven van de Gronden .
3.7.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
ten aanzien van de Gemeente
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, omdat ze nauw met elkaar zijn verweven. De rechtbank is met Uniper van oordeel dat Uniper door bevrijdende (extinctieve) verjaring een recht van erfpacht heeft verkregen op de Gronden en baseert zich daarbij op het volgende.
4.2.
Uniper beroept zich op verkrijging van een recht van erfpacht op de Gronden op grond van artikel 3:105 jo. artikel 3:314 lid 2 jo. artikel 3:306 BW. In deze artikelen is bepaald dat ook bezit niet te goeder trouw tot verkrijging door verjaring kan leiden als de termijn voor verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit is voltooid. Ingevolge artikel 3:105 jo. artikel 3:306 BW gaat het om een verjaringstermijn van 20 jaar waarvan de verjaringstermijn begint op de dag volgende op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kon worden van de toestand waarvan diens bezit de voortzetting vormt (artikel 3:314 lid 2 BW).
4.3.
Voor de aanvang van de verjaringstermijn verwijst Uniper naar de jaren tachtig van de vorige eeuw en zij doet daarbij een beroep op de huidige, sinds 1 januari 1992 geldende artikelen in het Burgerlijk Wetboek. Onder het oude recht was verkrijging door bevrijdende verjaring echter niet mogelijk, omdat de bezitter te goeder trouw moest zijn. Op basis van het overgangsrecht is bevrijdende verjaring wel per 1 januari 1993 mogelijk en dient het bezit onder het oude recht mee te tellen voor het voltooien van de huidige termijn (artikel 93 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek).
4.4.
Met inachtneming van het voorgaande moet de rechtbank de vraag beantwoorden of Uniper sinds 1987 gedurende meer dan 20 jaar de bezitter is geweest van een recht van erfpacht op de Gronden.
4.5.
De vraag of sprake is van bezit moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van artikel 3:107 BW e.v. Deze maatstaven wijken niet af van hetgeen gold vóór 1 januari 1992. Bezit is ingevolge artikel 3:107 BW het houden van een goed voor zichzelf, waaronder moet worden verstaan het -direct of indirect- uitoefenen van de feitelijke macht over dat goed met de pretentie rechthebbende te zijn.
4.6.
Of iemand een goed voor zichzelf houdt of voor een ander wordt op basis van artikel 3:108 BW beoordeeld naar verkeersopvatting met inachtneming van wettelijke regels en op grond van uiterlijke feiten. Het gaat daarbij om een objectieve maatstaf waarbij het primair aankomt op uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. De enkele interne wil om als rechthebbende op te treden, is daarom voor het zijn van bezitter niet van betekenis. Van bezit van een recht van erfpacht kan alleen sprake zijn wanneer de – naar verkeersopvattingen vast te stellen – pretenties van de bezitter specifiek dat recht van erfpacht en niet een ander recht betreffen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval tegen elkaar worden afgewogen.
4.7.
Voor de beantwoording van de vraag of iemand een goed in bezit heeft genomen, is bepalend of hij de feitelijke macht over dat goed is gaan uitoefenen (artikel 3:113 lid 1 BW). Indien een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende (artikel 3:113 lid 2 BW). De machtsuitoefening moet daarom zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter tenietdoet. Het bezit dient ondubbelzinnig te zijn. Ondubbelzinnig bezit is aanwezig wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt, dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert rechthebbende te zijn.
4.8.
Voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring is gelet op het voorgaande dus vereist dat Uniper 20 jaar feitelijk de macht over de Gronden heeft gehad met de pretentie om deze voor zichzelf te houden en rechthebbende te zijn, op zodanige wijze dat de Gemeente daaruit niet anders heeft kunnen afleiden dan dat Uniper pretendeerde erfpachter van de Gronden te zijn (ondubbelzinnig bezit). De Gemeente dient als eigenaar immers tijdig maatregelen te kunnen nemen om de inbreuk op haar recht te beëindigen en alleen als de Gemeente gelegenheid gedurende lange tijd voorbij heeft laten gaan, kan aan de Gemeente uiteindelijk verjaring worden tegengeworpen. Op Uniper rust, als degene die zich beroept op verkrijging door bevrijdende verjaring, de stelplicht en bewijslast van het bezit van het recht van erfpacht gedurende de verjaringstermijn in de hiervoor bedoelde zin.
4.9.
Uniper heeft ter onderbouwing van haar bezit sinds 1987 naar voren gebracht dat destijds afspraken zijn gemaakt met de Gemeente over de overdracht van de Energiecentrale en over de voorgenomen uitgifte van de Gronden in erfpacht aan Uniper . Sinds die tijd exploiteert Uniper de Energiecentrale en hebben partijen gehandeld alsof er sprake was van het bezit van een recht van erfpacht dat alleen nog moest worden geformaliseerd.
4.10.
Met Uniper is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid dat het van het begin af aan de bedoeling van zowel de Gemeente als Uniper was dat de Gronden werden geëxploiteerd op basis van een recht van erfpacht. In de EZH - overeenkomst 1986 wordt immers al gesproken over bestaande huur- of erfpachtovereenkomsten en nieuwe huur- of zakelijk-recht-overeenkomsten (zie 2.2). De Gemeente heeft in dat kader in 1988 een Verklaring uitgifte erfpacht aan Uniper verstrekt met het verzoek deze te ondertekenen en is daarmee al conform voornoemde EZH -overeenkomst 1986 vooruitgelopen op het zakelijk recht van erfpacht. Daarnaast is verder niet meer door de Gemeente weersproken dat destijds gronden alleen in erfpacht werden uitgegeven. Uit de brief van 18 maart 1992 blijkt verder dat de Gemeente de grondwaarde bij Uniper in rekening heeft gebracht, inclusief rente. Daarbij heeft de Gemeente aan Uniper verzocht om vooruitlopend op de notariële afwikkeling alvast te betalen en is de Gemeente ervan uitgegaan dat het erfpachtsrecht met terugwerkende kracht per 1 april 1987 ingaat. Tot slot heeft de Gemeente na teruglevering van een deel van de Gronden door NV EZH aan de Gemeente een deel van de grondwaarde terugbetaald aan NV EZH en dit past ook bij een exploitatie van de gronden van meet af aan op basis van een recht van erfpacht.
4.11.
Het verweer van de Gemeente dat het gebruik van de gronden is gestart en voortgezet op basis van een gebruiksovereenkomst vindt bovendien geen steun in de overgelegde stukken en blijkt ook verder nergens uit. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dan ook dat Uniper door extinctieve verjaring een recht van erfpacht heeft verkregen van de Gronden .
4.12.
Met betrekking tot de omvang van de Gronden heeft de Gemeente nog betoogd dat van het oorspronkelijke oppervlak van de Gronden van 27.800 m² na teruggave van een deel van de Gronden in 1998 nog slechts 20.822 m² zou resteren in plaats van de door Uniper gestelde 22.000 m². De Gemeente baseert dit op een berekening met als uitgangspunt de grondprijs die aan Uniper is terugbetaald. Uniper betwist dit en verwijst naar de kadastrale gegevens en naar de concepten van de notariële akte waarin het uitgangspunt steeds 22.000 m² meter is geweest. Het standpunt van de gemeente is niet nader concreet onderbouwd met stukken. Uit de als productie 1 bij dagvaarding overlegde eigendomsinformatie van het kadaster blijkt dat het perceel met [kadastraal nummer] op de locatie [adres] in [plaats] een kadastrale grootte heeft van 22.000 m² en dat de grens en grootte zijn vastgesteld. Dat deze kadastrale gegevens onjuist zijn is door de Gemeente niet gesteld of gebleken, zodat de rechtbank uit zal gaan van 22.000 m².
4.13.
Tot slot twisten partijen over de vraag of sprake is van een exclusief gebruik van de Gronden met de daarop aanwezige gebouwen, productiemiddelen en overige onroerende zaken. De Gemeente heeft aangevoerd dat het gebruik van de Gronden niet exclusief was omdat ook het distributiebedrijf ( GEB ) gebruik maakte van de gronden en installaties samenhangende met de elektriciteitsdistributie. Door Uniper is dit gemotiveerd betwist. Volgens Uniper neemt GEB bij haar een dienst af. Het eigendom van de installaties ligt bij Uniper en Uniper is ook verantwoordelijk voor het onderhoud. GEB maakt gebruik van de installaties en betaalt daarvoor aan Uniper . De Gronden waren en zijn daarmee exclusief in gebruik bij Uniper . De Gemeente heeft haar standpunt dat onderdelen van de installaties en/of de gronden in bezit waren bij GEB niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat en uit zal gaan van een exclusief gebruik door Uniper .
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de door Uniper primair gevorderde verklaring voor recht zal toewijzen op na te melden wijze en de door de Gemeente in reconventie gevorderde verklaring voor recht die van houderschap uitgaat zal afwijzen.
Ten aanzien van de Notaris
4.15.
De Notaris is niet in het geding verschenen. De bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn in acht genomen, zodat tegen de Notaris verstek is verleend. Nu de Gemeente wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
4.16.
De vorderingen van Uniper tegen de Notaris zijn ongegrond en zullen daarom worden afgewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.17.
Artikel 21 lid 1 van de Wet op het Notarisambt verplicht de notaris om de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de Notaris niet bereid zal zijn om de benodigde medewerking te verlenen aan het inschrijven van de door de rechtbank uit te spreken verklaring voor recht. Dat dit het geval zal zijn, is door Uniper ook niet onderbouwd.
4.18.
Nu de primaire vordering van Uniper jegens de Gemeente zal worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de subsidiaire vordering van Uniper om het vonnis in de plaats te doen treden van de instemming van de Gemeente met of de ondertekening door de Gemeente van de akte verjaring erfpacht. De Notaris kan daarom ook niet worden veroordeeld om aan het passeren van die akte zijn medewerking te verlenen.
Proceskosten in conventie
4.19.
De Gemeente is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Uniper worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.196,00 (2 punten × tarief II € 598,00)
- nakosten € 135,50 (pus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.110,83
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals
vermeld in de beslissing.
Proceskosten in reconventie
4.21.
De Gemeente is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Uniper worden begroot op:
- salaris advocaat € 598,00 (1 punt × tarief II € 598,00)
- nakosten € 135,50 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 733,50
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals
vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Uniper door extinctieve verjaring het recht van erfpacht heeft verkregen van de gronden kadastraal bekend [kadastraal nummer] , kadastraal groot 22.000 m², plaatselijk bekend als [adres] , [postcode] , ’ [plaats] , inclusief het exclusieve gebruik van de daarop aanwezige gebouwen, productiemiddelen en overige onroerende zaken;
5.2.
wijst de vorderingen van Uniper jegens de Notaris af;
5.3.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van € 2.110,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Gemeente niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Gemeente € 45 extra betalen, plus de kosten van de betekening
5.4.
veroordeelt de Gemeente in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van de Gemeente af;
5.8.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van € 733,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Gemeente niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Gemeente € 45 extra betalen, plus de kosten van de betekening
5.9.
veroordeelt de Gemeente in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.10.
verklaart de veroordelingen onder 5.8 en 5.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Mundt en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.