In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 9 november 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de minister niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank behandelt de zaak op 13 december 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister eiser voldoende gelegenheid heeft geboden om zijn aanvraag toe te lichten, maar dat eiser geen nieuwe elementen heeft aangedragen die zijn aanvraag zouden kunnen onderbouwen.
Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste op 29 juli 2020 werd afgewezen. De minister had toen geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig waren en dat Senegal als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. Eiser diende op 21 oktober 2024 opnieuw een aanvraag in vanuit vreemdelingenbewaring, maar tijdens de gehoren op 1 en 4 november 2024 weigerde hij inhoudelijk te verklaren over zijn aanvraag, onder andere vanwege zijn psychische toestand.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de opvolgende aanvraag rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet in staat was om gehoord te worden, en de minister heeft het advies van MediFirst, dat bevestigde dat eiser gehoord kon worden, op juiste wijze in zijn besluitvorming betrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag.