ECLI:NL:RBDHA:2024:22087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL24.44024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling opvolgende asielaanvraag van eiser met betrekking tot homoseksuele gerichtheid en niet-ontvankelijkheid door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 9 november 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de minister niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank behandelt de zaak op 13 december 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister eiser voldoende gelegenheid heeft geboden om zijn aanvraag toe te lichten, maar dat eiser geen nieuwe elementen heeft aangedragen die zijn aanvraag zouden kunnen onderbouwen.

Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste op 29 juli 2020 werd afgewezen. De minister had toen geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig waren en dat Senegal als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. Eiser diende op 21 oktober 2024 opnieuw een aanvraag in vanuit vreemdelingenbewaring, maar tijdens de gehoren op 1 en 4 november 2024 weigerde hij inhoudelijk te verklaren over zijn aanvraag, onder andere vanwege zijn psychische toestand.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de opvolgende aanvraag rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet in staat was om gehoord te worden, en de minister heeft het advies van MediFirst, dat bevestigde dat eiser gehoord kon worden, op juiste wijze in zijn besluitvorming betrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Palm)
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 9 november 2024 waarbij de minister eisers opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.44025, op 13 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Aan de hand van de beroepsgronden van eiser legt de rechtbank hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielaanvragen
3. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend. Zijn asielaanvraag van 5 december 2019 heeft de minister bij besluit van 7 januari 2020 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Omdat eiser niet voor het verstrijken van de uiterste overdrachtsdatum is overgedragen aan België, is de verantwoordelijkheid overgegaan op Nederland. Eiser heeft op 29 juli 2020 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 16 oktober 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond. In dat besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser dat hij homoseksueel is en hij vanwege zijn homoseksuele gerichtheid problemen heeft ondervonden, ongeloofwaardig zijn. Ook heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat Senegal in zijn algemeenheid en voor eiser persoonlijk kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Dit besluit staat in rechte vast. [1]
Toelichting op de onderhavige opvolgende asielaanvraag
4. Op 21 oktober 2024 heeft eiser vanuit vreemdelingenbewaring opnieuw een asielaanvraag ingediend. In het proces-verbaal van gehoor (als bedoeld in artikel 5.2 van het Vreemdelingenbesluit 2000) van 25 oktober 2024 heeft eiser als reden daarvoor opgegeven dat hij vanwege zijn homoseksuele gerichtheid vreest voor de Senegalese autoriteiten en dat zijn verklaringen hierover tijdens de eerdere asielprocedure ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Senegal is voor hem geen veilig land van herkomst, aldus eiser.
4.1.
Op 1 en 4 november 2024 is eiser uitgenodigd voor een gehoor om zijn opvolgende asielaanvraag nader toe te lichten. Daarbij is gebruikgemaakt van een tolk in de Franse taal. Uit het verslag van deze gehoren blijkt dat eiser niet inhoudelijk over de reden van zijn opvolgende asielaanvraag heeft verklaard. Tijdens het gehoor op 1 november 2024 heeft eiser verklaard dat hij zich niet goed voelde, dat hij stemmen en geluiden in zijn hoofd hoorde, dat hij medicatie gebruikte en dat hij pas in staat was om te praten nadat hij door een psycholoog zou zijn gezien. Nadat eiser is geïnformeerd over de consequenties van het niet meewerken aan het gehoor, is het gehoor beëindigd. Aan het eind van het verslag van dit gehoor staat het volgende:
“Opmerking rapporteur: Meneer is door de medische dienst gezien na ons gesprek. Daaruit bleek dat hij een positief advies heeft gekregen om gehoord te worden. De tolk en ik zijn naar boven gegaan om meneer op te halen. Ik heb hem verteld dat, omdat hij de medische dienst heeft gezien en er een positief advies was om te horen, we graag het gehoor willen doorzetten. Meneer bleef echter standvastig en wilde niet gehoord worden.”
Op 4 november 2024 is opnieuw een poging gedaan om eiser te horen over zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft toen aangegeven dat hij niet kon worden gehoord omdat hij net zijn medicijnen had ingenomen. Verder heeft hij verklaard hij dat hij wordt gedwongen om te worden gehoord, dat hij een afspraak heeft met zijn psycholoog en dat hij een tolk in de taal Wolof wil omdat hij geen Frans spreekt. Eiser is vervolgens teruggegaan naar zijn afdeling, zo staat in het verslag van dit gehoor.
Besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van de opvolgende asielaanvraag
5. Bij het bestreden besluit heeft de minister de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser hieraan geen nieuwe elementen en bevindingen ten grondslag heeft gelegd. [2] De minister heeft dit gedaan onder verwijzing naar het besluit van 16 oktober 2020. De minister stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van omstandigheden gelet waarop eiser niet in staat was om te worden gehoord over zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft zijn (gestelde) psychische klachten niet met stukken van een behandelaar onderbouwd en bovendien is eiser gezien door de medische dienst, die geen bezwaren zag voor het horen van eiser. Ook is niet gebleken dat eiser niet in de Franse taal kon worden gehoord. Ook bij de zienswijze heeft eiser niet nader onderbouwd waarin de redenen voor een opvolgende asielaanvraag zijn gelegen. De verklaringen van eiser dat hij homoseksueel is en hij daardoor problemen zou hebben ondervonden in Senegal zijn al beoordeeld tijdens de vorige procedure en het besluit waarin die verklaringen ongeloofwaardig zijn geacht, staat in rechte vast.
Beoordeling van de beroepsgronden van eiser
6. Eiser betoogt dat hij ten onrechte niet in staat is gesteld om zijn opvolgende asielaanvraag toe te lichten. Dat betoog licht hij als volgt toe. Vanwege zijn geestelijke gezondheidstoestand voelde eiser zich niet in staat om te worden gehoord. De beoordeling door MediFirst maakt dat niet anders, alleen al omdat stukken daarover ontbreken zodat de inhoud van het advies voor eiser niet te controleren valt. Daarnaast is het advies van MediFirst niet doorslaggevend omdat niet van de deskundigheid van MediFirst kan worden uitgegaan. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van verpleegkundigen en niet van in psychiatrie gespecialiseerde artsen. Gelet op de verklaringen van eiser over zijn psychische gesteldheid en behandelhistorie, is het bovendien niet relevant dat hij zijn huidige geestelijke toestand niet met stukken kan onderbouwen. Juist om die reden heeft eiser het verzoek gedaan om voorafgaand aan het gehoor een psycholoog of psychiater te mogen raadplegen. Ten onrechte is eiser niet in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen op welke wijze zijn geestelijke toestand en medicatie het horen in de weg stonden. De minister heeft verder onvoldoende toepassing en gevolg gegeven aan dat wat in preambule 29 van de Procedurerichtlijn staat over bijzondere procedurele waarborgen. Dat geldt ook voor dat wat in werkinstructies 2021/9 [3] en 2021/12 [4] is opgenomen over de vraag of sprake is van een kwetsbare vreemdeling die passende steun behoeft, het leveren van maatwerk en het bieden van passende ondersteuning. Een gedegen beoordeling van zijn opvolgende aanvraag is volgens eiser wel van groot belang omdat Senegal in zijn geval, vanwege zijn homoseksuele gerichtheid, geen veilig land van herkomst is. In dat verband is het, juist in het kader van een opvolgende asielaanvraag, ook van groot belang dat eiser wordt gehoord met behulp van een tolk in een taal waarin hij zich het beste kan uitdrukken en waarin hij zijn gevoelens het beste onder woorden kan brengen. Dat is voor hem in de taal Wolof, terwijl voor de gehoren een tolk in de Franse taal was geregeld. Subsidiair beroept eiser zich op het arrest Bahaddar [5] , waaruit volgens hem volgt dat hij de mogelijkheid moet hebben om, ook wanneer er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn, de minister te bewegen zijn aanvraag inhoudelijk te beoordelen.
6.1.
Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank is van oordeel dat het besluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De minister heeft eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn opvolgende asielaanvraag nader toe te lichten en te onderbouwen.
6.1.1.
Uit de dossierstukken leidt de rechtbank af dat de minister eiser op 1 november 2024, nadat hij heeft geprobeerd om eiser te horen over de reden van zijn opvolgende asielaanvraag, heeft laten onderzoeken door MediFirst in het kader van de vraag of eiser kan worden gehoord en, zo ja, of er beperkingen zijn waarmee tijdens het horen van eiser en het beslissen op zijn aanvraag rekening moet worden gehouden. Uit het advies van MediFirst van 1 november 2024 volgt dat eiser tijdens een spreekuurcontact is gezien en onderzocht door [naam arts] (arts). Daarbij is gebleken dat eiser psychische klachten heeft, maar is ook geconstateerd dat eiser consistent overkomt en hij duidelijke en heldere antwoorden geeft op vragen. Verder heeft eiser daar verklaard dat hij het gehoor graag wil doen en is geconstateerd dat dit niet belastbaar is voor eiser omdat hij over gebeurtenissen kan praten. In dit advies is ook opgemerkt dat eiser momenteel niet onder behandeling staat voor medische problematiek, maar dat hij wel medicatie gebruikt. Tot slot is opgemerkt dat eiser zelf heeft aangegeven dat hij niet in staat is om exacte data te benoemen voor wat betreft zijn asielrelaas en is geadviseerd om tijdens het gehoor extra pauzes in te lassen vanwege vermoeidheidsklachten en om eiser op zijn gemakt te stellen.
Dat de minister het MediFirst-advies van 1 november 2024, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de rechtbank én de omstandigheid dat eiser ook in de zienswijze al op het ontbreken van dit stuk in het dossier heeft gewezen, pas een dag voor de zitting aan het dossier toevoegt, is geen gewenste gang van zaken. Hierin ziet de rechtbank echter geen reden om dit advies niet bij de beoordeling te betrekken. Eiser heeft op de zitting de gelegenheid gehad een inhoudelijke reactie op het stuk te geven.
De minister kon ook van het advies van MediFirst uitgaan. Een dergelijk advies is een deskundigenadvies. Wanneer de minister een advies van MediFirst aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ervan vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. [6] Als de minister heeft voldaan aan zijn vergewisplicht, kan een vreemdeling de uitkomst van het advies alleen succesvol bestrijden door het overleggen van een andersluidend deskundigenadvies. De rechtbank ziet geen aanwijzingen voor de conclusie dat het advies van MediFirst niet zorgvuldig tot stand is gekomen of inhoudelijk niet inzichtelijk is. Gelet op dat wat uit het advies volgt, zijn er ook geen aanknopingspunten om te vermoeden dat eiser niet door een (BIG-geregistreerde) arts, die op dit gebied kundig is, maar door een verpleegkundige zou zijn gezien en beoordeeld. Eiser heeft vervolgens niet met medische stukken onderbouwd dat zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van het advies van MediFirst. Dat eiser die gelegenheid niet of onvoldoende zou hebben (gehad) omdat hij in bewaring zit, volgt de rechtbank niet. Met de minister gaat de rechtbank ervan uit dat (juist) als eiser in het detentiecentrum de medische dienst bezoekt vanwege medische problematiek, hij daar stukken van zou moeten kunnen krijgen.
Gelet op het advies van MediFirst van 1 november 2024 mocht de minister er daarom van uitgaan dat eiser ondanks het bestaan van medische klachten gehoord kon worden. Dat (ook) tijdens het gehoor van 4 november 2024 een tolk Frans is ingezet, vormt geen reden om te oordelen dat de minister eiser onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn opvolgende asielaanvraag nader toe te lichten. Sinds eiser in Nederland is, is hij in het kader van vreemdelingrechtelijke procedures met behulp van een tolk in de Franse taal gehoord. Uit de dossierstukken blijkt niet dat eiser eerder heeft gevraagd om een tolk in de taal Wolof of heeft aangegeven dat hij een tolk in de Franse taal niet goed kan verstaan en begrijpen, ook niet tijdens het gehoor op 1 november 2024. Daar waar eiser op zitting heeft verklaard dat hij sommige tolken in de Franse taal niet goed kan verstaan vanwege het accent, heeft eiser tijdens het gehoor op 4 november 2024 ook niet bezien of hij met de betreffende tolk problemen ondervond.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn opvolgende asielaanvraag toe te lichten en dat de minister na 4 november 2024 terecht tot besluitvorming is overgegaan. Bij het voorgaande speelt ook een rol dat de inbewaringstelling van eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet langer mag duren dan zes weken. [7]
6.1.2.
Eiser heeft aan zijn opvolgende asielaanvraag de verklaring ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Senegal vanwege zijn homoseksuele gerichtheid heeft te vrezen voor een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie en heeft betoogd dat zijn verklaringen hierover tijdens de vorige asielprocedure ten onrechte niet geloofwaardig zijn geacht, zonder dit (tijdens een gehoor of via de zienswijze) nader toe te lichten. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hierin geen nieuwe elementen of bevindingen zijn gelegen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. In de vorige procedure zijn deze verklaringen immers al beoordeeld en ongeloofwaardig bevonden.
6.1.3.
De bestuursrechter moet een nationale procedureregel buiten toepassing laten om een schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest Bahaddar. In dit geval geeft het dossier geen blijk van zulke omstandigheden. Eiser heeft ook niet nader toegelicht waarin die omstandigheden gelegen zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag (zp. Zwolle) 3 mei 2021, zaaknummer NL20.18472 (niet gepubliceerd) en ABRvS 29 september 2021, zaaknummer 202103004/1/V2.
2.De minister verwijst naar artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.WI 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen.
4.WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure.
5.EHRM 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.
6.ABRvS 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2539.
7.Artikel 59b, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.