In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beoordeeld. Eiser, die een mbo-opleiding van niveau 3 volgt, heeft een beroep ingesteld omdat hij vanaf februari 2023 € 45,41 per maand moet betalen, aangezien zijn diplomatermijn is verstreken. Dit besluit is genomen op 13 januari 2023 en is bevestigd in het bestreden besluit van 17 februari 2023. Eiser stelt dat zijn diplomatermijn is verstreken door persoonlijke omstandigheden en vraagt om verlenging van deze termijn.
De rechtbank heeft op 16 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank stelt vast dat de diplomatermijn is verstreken omdat eiser niet binnen tien jaar na de eerste toekenning van studiefinanciering een diploma heeft behaald. De wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 4.9 van de Wet studiefinanciering 2000, bepaalt de duur van de diplomatermijn en deze is niet het gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat de mededeling over de verstreken diplomatermijn een feit is dat voortvloeit uit de wet en geen rechtsgevolg heeft.
Eiser kan alleen een verlenging van de diplomatermijn aanvragen door een aparte procedure te volgen, zoals beschreven in artikel 4.14 van de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank wijst erop dat eiser in het bestreden besluit is gewezen op deze mogelijkheid en dat hij contact moet opnemen met zijn onderwijsinstelling voor het benodigde aanvraagformulier. Aangezien eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het bestreden besluit, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Dit betekent dat het besluit van de minister in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.