In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 11 juli 2023 ingediend, en volgens de wet moet de verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De verweerder heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing pas na 11 juli 2024 verwacht kon worden. Eiseres heeft op 6 november 2024, na het verstrijken van de termijn, verweerder in gebreke gesteld. Aangezien er na de ingebrekestelling meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen een termijn van zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna het besluit bekend te maken. Indien verweerder deze termijnen overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 13 december 2024. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtsbescherming van de eiseres, die recht heeft op een tijdige beslissing op haar asielaanvraag.