ECLI:NL:RBDHA:2024:21955
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft onderzocht of het beroep ontvankelijk is. In een bericht van 18 november 2024 heeft de verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser is tweemaal verzocht om hierop te reageren, maar heeft geen antwoord gegeven.
Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert de rechtbank dat, wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van uit mag worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Aangezien de gemachtigde van eiser geen reactie heeft gegeven op de berichten van de rechtbank, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk en wijst de verzoeker af zonder vergoeding van proceskosten.