ECLI:NL:RBDHA:2024:2180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 8 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang heeft, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft.

De rechtbank baseert haar oordeel op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, wordt aangenomen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling aantoont dat hij nog in contact staat met zijn gemachtigde en dus nog steeds bescherming wenst.

Op 13 februari 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank geïnformeerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser bevestigde op 19 februari 2024 dat hij geen contact meer heeft met zijn cliënt en niet weet waar deze zich bevindt. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.842

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Libische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. Uit vaste rechtspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
3. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 13 februari 2024 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht op bovengenoemd bericht van de staatssecretaris, met de vraag of de gemachtigde nog in contact staat met eiser, te reageren. De gemachtigde van eiser heeft op 19 februari 2024 laten weten dat hij inmiddels geen contact meer heeft met zijn cliënt en op dit moment ook niet weet waar zijn cliënt verblijft. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser geen prijs meer stelt op de door de door hem gezochte bescherming in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen concreet procesbelang heeft in deze zaak.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.