Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
[naam 1] en [naam 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 19 december 2024 uitspraak gedaan. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft haar aanvraag op 5 december 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 5 juni 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiseres op 18 september 2024 verweerder in gebreke gesteld en op 13 oktober 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen een termijn van twee weken een besluit moet nemen, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn is opgelegd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.