ECLI:NL:RBDHA:2024:21721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/9009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake beëindiging maatschappelijke opvang op grond van Wmo 2015

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld dat op 13 november 2024 is ingediend. Dit verzoek betreft de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, die op 10 oktober 2024 heeft besloten de betaling van de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) met ingang van 20 oktober 2024 te beëindigen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter wijst erop dat volgens artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft. In dit geval verblijft verzoeker in de permanente winteropvang van de Gemeente Den Haag, wat volgens de voorzieningenrechter betekent dat de urgentie van de zaak niet zodanig is dat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.

De voorzieningenrechter besluit het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9009

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van 13 november 2024. Dit verzoek heeft betrekking op de beslissing van 10 oktober 2024 (bestreden besluit), waarbij het college de betaling van de maatschappelijke opvang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) met ingang van 20 oktober 2024 heeft beëindigd.
2. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. De voorzieningenrechter kan ingevolge 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in verzoekers geval van deze bevoegdheid gebruik te maken.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft.
6. Daarvan is in verzoekers geval echter geen sprake. In bezwaar zal de vraag aan de orde komen of het college terecht de betaling van de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 met ingang van 20 oktober 2024 heeft beëindigd. Verzoeker verblijft op dit moment in de permanente winteropvang van de Gemeente Den Haag. Dat betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat de beantwoording van de vraag naar de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet zodanig urgent is dat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Er is daarom geen sprake van een spoedeisend belang. Nu dat belang ontbreekt, moet het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.