Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 december 2024 in de zaak tussen
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. De voorzieningenrechter kan ingevolge 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in verzoekers geval van deze bevoegdheid gebruik te maken.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft.
6. Daarvan is in verzoekers geval echter geen sprake. In bezwaar zal de vraag aan de orde komen of het college terecht de betaling van de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 met ingang van 20 oktober 2024 heeft beëindigd. Verzoeker verblijft op dit moment in de permanente winteropvang van de Gemeente Den Haag. Dat betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat de beantwoording van de vraag naar de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet zodanig urgent is dat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Er is daarom geen sprake van een spoedeisend belang. Nu dat belang ontbreekt, moet het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.