ECLI:NL:RBDHA:2024:21719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/1219 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen eerdere uitspraak over afwijzing bijzondere bijstand voor opslagkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een adresloze opposant tegen een eerdere uitspraak van 7 augustus 2024. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant ongegrond verklaard, waarbij de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor opslagkosten ter grootte van € 1.299,05 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk aan de orde was. De opposant had zijn aanvraag voor bijstand ingediend, maar het college had deze afgewezen op 4 oktober 2023, en deze afwijzing was in bezwaar gehandhaafd op 28 december 2023.

De rechtbank heeft in het verzet uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak van 7 augustus 2024 terecht was. De opposant, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was, had geen argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de eerdere beslissing. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat het niet in staat was om de aanvraag van de opposant te beoordelen, omdat hij niet had aangegeven waar hij feitelijk verbleef. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of hij recht had op bijstand in de gemeente Katwijk.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1219 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 op het verzet van

[opposant], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, opposant [1] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 augustus 2024 in het geding tussen
opposant
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, het college.

Inleiding

Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 7 augustus 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposant ongegrond heeft verklaard.
De rechtbank heeft het verzet op 9 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft opposant deelgenomen via een videobeeld-verbinding.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 7 augustus 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep ongegrond is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep van opposant
3. Het beroep van opposant ging over de afwijzing van de aanvraag van opposant van bijzondere bijstand voor opslagkosten ter grootte van € 1.299,05.
3.1 Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 4 oktober 2023 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 28 december 2023 heeft het college die afwijzing gehandhaafd.
De uitspraak van 7 augustus 20244. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is het volgende.
4.1
Eiser is een adresloze op wie artikel 40, tweede volzin, van de Pw van toepassing is. Daklozen die een zwervend bestaan leiden moeten worden gerekend tot de doelgroep van de wettelijke regeling voor adreslozen en voor de beoordeling van het recht op bijstand van de adresloze is de feitelijke woon- en leefsituatie van de betrokkene van doorslaggevend belang. [3]
4.2
Nu eiser echter is uitgeschreven uit de gemeente Katwijk en niet zijn feitelijke verblijfplaats aan het college heeft bekend gemaakt, was het college niet in staat te beoordelen welk bestuursorgaan dan kennelijk bevoegd was zijn aanvraag in behandeling te nemen. Daarom kon ook niet worden vastgesteld of eiser in de gemeente Katwijk een aanspraak op bijstand had. Het college kon evenmin vaststellen aan welke gemeente het eisers aanvraag had moeten doorzenden.
4.3
De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en het afwijzende besluit na heroverweging in bezwaar terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard.
De gronden van verzet5. Opposant heeft een uitgebreid verzetschrift ingediend. Hij heeft echter niets aangevoerd op grond waarvan de rechtbank in deze procedure zou moeten oordelen dat opposants beroep in de uitspraak van 7 augustus 2024 ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard.
6. Opposants verzet slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 7 augustus 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 november 2022; ECLI:NL:CRVB:2022:2494