ECLI:NL:RBDHA:2024:21671
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend op 17 mei 2023, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn op 14 november 2023 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eisers hebben op 10 september 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was, gezien de ingebrekestelling op 12 december 2023.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van € 437,50 aan eisers, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen de gestelde termijnen een besluit te nemen. Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2024 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.A.M. Mangroe, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.