ECLI:NL:RBDHA:2024:21667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/09/662144 / HA ZA 24-205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale handelszaak met betrekking tot plaats van levering en toepasselijk recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de partijen Bayu The Label B.V. en Katerini Textile Limited, met Elinal S.A. als niet verschenen gedaagde. De rechtbank heeft op 4 december 2024 een tussenvonnis gewezen waarin de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde is gesteld. De eiseres, Bayu, stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is omdat de goederen in Den Haag zijn afgeleverd, terwijl de gedaagde, Elinal, betwist dat er een overeenkomst bestaat en stelt dat de levering in Bulgarije heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante bepalingen van het Brussel I bis-Vo in aanmerking genomen, waarbij het uitgangspunt is dat de plaats van levering bepalend is voor de bevoegdheid. Bayu heeft aangevoerd dat de plaats van levering niet expliciet in de overeenkomst is vastgelegd, en dat de feitelijke macht over de goederen in Den Haag is verkregen. Elinal daarentegen stelt dat de goederen 'af fabriek' in Bulgarije zijn geleverd en dat de Nederlandse rechter daarom niet bevoegd is.

De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de plaats van materiële overdracht en het toepasselijke recht. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij de rechtbank ook de gevolgen van een mogelijk faillissement van Katerini in overweging neemt. De beslissing in het incident is aangehouden tot de rol van 18 december 2024, waar Bayu de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/662144 / HA ZA 24-205
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
BAYU THE LABEL B.V.te Den Haag,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E.C. Wiggers te Amsterdam,
tegen

1.KATERINI TEXTILE LIMITED te Pernik, Bulgarije,

gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
ELINAL S.A.te Athene, Griekenland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. N. Wouters te Groningen,
Partijen zullen hierna Bayu, Katerini en Elinal worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024;
- de akte naar aanleiding van het tussenvonnis namens Bayu;
- de antwoordakte namens Elinal, met producties 7 en 8;
- de akte uitlaten producties namens Bayu.
1.2.
Bayu heeft bij de akte uitlaten producties ook een productie overgelegd. Deze productie heeft de rechtbank geweigerd omdat Bayu niet meer in de gelegenheid was om zelf nog producties te overleggen.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis in het incident bepaald.

2.De verdere beoordeling

in het incident
2.1.
Elinal vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van Bayu jegens haar.
2.2.
In het tussenvonnis van 21 augustus 2024 is overwogen dat de Nederlandse rechter bevoegd zou kunnen zijn op grond van artikel 7, aanhef en lid 1 onder b eerste streepje Brussel I bis-Vo. Volgens die bepaling kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in een andere lidstaat worden opgeroepen, indien roerende lichamelijke zaken bij koop en verkoop volgens de overeenkomst in die andere plaats worden geleverd of geleverd hadden moeten worden. Hierbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de vordering van Bayu is gegrond op een verbintenis uit overeenkomst. Of tussen Bayu en Elinal daadwerkelijk een overeenkomst bestaat is een vraag die in de hoofdzaak aan de orde dient te komen. Bayu is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het toepasselijk recht en de plaats van levering van de goederen.
2.3.
Bayu voert aan dat in de overeenkomst met Katerini en Elinal staat dat voor elke specifieke order de plaats van levering en de leveringsvoorwaarden worden afgesproken (“
The specific purchase/ production order exactly specifies the style details, quantity per size/colour, price, delivery terms, delivery place and payment terms”). Partijen hebben geen leveringsvoorwaarden of plaats van levering afgesproken voor de orders die onderdeel zijn van onderhavig geschil. Om die reden dient aangesloten te worden bij de plaats waar de goederen op hun eindbestemming materieel aan de koper worden afgegeven en niet waar de goederen aan de vervoerder worden afgegeven. Katerini verzorgde het vervoer, waarvoor Bayu betaalde, en de goederen werden afgeleverd in Den Haag. Op grond daarvan is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van het geschil, aldus Bayu. Voor het toepasselijke recht verwijst Bayu naar de overeenkomst, waarin in artikel 11 een rechtsgeldige rechtskeuze is gemaakt voor Nederlands recht.
2.4.
Elinal benadrukt dat zij geen overeenkomst heeft met Bayu. Zelfs als verondersteld wordt dat Elinal partij is bij de overeenkomst tussen Bayu en Katerini, is de Nederlandse rechter niet bevoegd kennis te nemen van het geschil, omdat de levering van de goederen plaatsvindt in Bulgarije. De goederen worden ‘af fabriek’ geleverd in Bulgarije. Katerini verpakt de goederen en stelt ze ter beschikking aan Bayu, die de goederen bij Katerini kan afhalen of laten afhalen. Op dat moment en op die plek (in Bulgarije) vindt de levering plaats. Mocht geoordeeld worden dat de levering niet in Bulgarije plaatsvindt, dan is dat het distributiecentrum in Tilburg of in het Verenigd Koninkrijk. Over het toepasselijke recht kan Elinal zich niet uitlaten, omdat zij geen partij is bij de overeenkomst.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
De rechtbank gaat er veronderstellenderwijs van uit dat Bayu gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat zij zich ook jegens Elinal op de overeenkomst tussen Bayu en Katerini kan beroepen. Zij heeft in het vonnis in incident onder 2.19. al overwogen dat de vraag of tussen Bayu en Elinal een overeenkomst bestaat in de hoofdzaak aan de orde dient te komen. Of de rechtbank op grond van artikel 7, aanhef en lid 1 onder b eerste streepje Brussel I bis-Vo bevoegd is van de vordering van Bayu jegens Elinal kennis te nemen, dient te worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst tussen Bayu en Katerini.
2.7.
Bij de bepaling van de plaats van levering moet eerst worden beoordeeld of partijen bij de overeenkomst een plaats van levering zijn overeengekomen. Daarbij moeten alle relevante voorwaarden en clausules van de overeenkomst in de beschouwing worden betrokken, met inbegrip van de voorwaarden en clausules die algemeen erkend zijn en door de internationale handel zijn ontwikkeld, zoals de Incoterms, indien zij van dien aard zijn dat deze plaats op basis daarvan duidelijk kan worden bepaald (vergelijk HvJ EU 9 juni 2011, ECLI:EU:C:2011:375,
Electrosteel Europe/Edil Centrol SpA). Indien de plaats van levering niet kan worden bepaald op grond van de bepalingen van de overeenkomst zonder het op de overeenkomst toepasselijke materiële recht toe te passen, is de plaats van uitvoering de plaats van de materiële overdracht van de goederen waarmee de koper op de eindbestemming de feitelijke macht over de goederen ter beschikking heeft verkregen of had moeten krijgen (vergelijk HvJ EU 25 februari 2010, ECLI:EU:C:2010:90,
Car Trim/KeySafety Systems).
2.8.
In de overeenkomst tussen Bayu en Katerini staat bij artikel 2 “
The specific purchase/ production order exactly specifies the style details, quantity per size/colour, price, delivery place and payment terms”. Op de vier productieorders die ten grondslag liggen aan de vorderingen in de hoofdzaak, is het vakje “
Delivery terms” steeds leeg gelaten. De rechtbank kan de plaats van levering hier niet uit af leiden.
2.9.
Volgens Elinal werden de goederen ‘af fabriek’ geleverd en geldt de Incoterm Ex Works (EXW). In dat geval zet de verkoper de goederen klaar en regelt de koper het transport en draagt hij ook het risico. Ter ondersteuning heeft Elinal productie 7 in het geding gebracht (die gelijk is aan productie 15 bij de dagvaarding). Dit is een emailbericht van 14 juli 2022 waarin Bayu, onder meer, vraagt: “
Please arrange with Katerini the pick up because the transporter needs to be verified”. In vervolg hierop (zoals blijkt uit productie 8 namens Elinal) geeft Bayu per email op 15 juli 2022 aan welk transportbedrijf de goederen ophaalt. Bayu voert aan dat deze specifieke levering een uitzondering betrof omdat de leveringstijd was overschreden en zij kampte met tekorten aan goederen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de geleverde stukken niet afgeleid worden dat de Incoterm EXW gold. Dat wil zeggen dat de leveringsplaats ook niet op deze manier bepaald kan worden.
2.10.
Het voorgaande houdt in dat aangesloten dient te worden bij de plaats van de materiële overdracht waarbij de koper op de eindbestemming de feitelijke macht over de goederen verkreeg [1] . Hierover stelt Bayu dat dit haar vestiging in Den Haag is. Elinal voert aan dat de goederen in ieder geval niet in Den Haag geleverd zijn, maar in het distributiecentrum van de Bijenkorf in Tilburg, dan wel het distributiecentrum van Selfridges in het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank stelt Bayu in de gelegenheid zich daarover uit te laten. Daartoe zal de zaak worden verwezen naar de rol van 18 december 2024, waarna Elinal op de rol van 8 januari 2025 de gelegenheid krijgt om hierop te reageren.
2.11.
Iedere verdere beslissing in het incident zal worden aangehouden.
in de hoofdzaak
2.12.
Bayu is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de datum waarop Katerini failliet is gegaan, de stand van zaken ten aanzien van het faillissement en de gevolgen die het faillissement van Katerini volgens Bayu heeft voor de onderhavige procedure tegen Katerini.
2.13.
Over de stand van zaken en gevolgen van het faillissement van Katerini geeft Bayu aan dat zij niet in de gelegenheid is daarover nadere informatie te verschaffen. Bayu stelt zich op het standpunt dat de procedure met betrekking tot Katerini niet hoeft te worden geschorst. Omdat de bestuurder en enig aandeelhouder van Katerini tevens bestuurder en aandeelhouder is van Elinal, is Elinal beter in staat duidelijkheid te geven over de situatie van Katerini, aldus Bayu. Elinal voert aan dat de directeur en eigenaar van Katerini niet de directeur is van Elinal en dat zij ook verder niet op de hoogte is van de faillissementssituatie van Katerini.
2.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens haar procesreglement dient een partij die meedeelt dat één van de partijen in staat van faillissement is verklaard, een kopie van het faillissementsvonnis of -arrest over te leggen. Dat heeft Bayu niet gedaan. Ook ambtshalve is niet van een faillissement gebleken. De zaak wordt daarom voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt. Iedere verdere beslissing in de procedure tegen Katerini wordt aangehouden totdat in het door Elinal opgeworpen incident is beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 18 december 2024 voor het nemen van een akte door Bayu als beschreven in 2.10;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
3425