Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is aangemerkt als gedupeerde ouder ten gevolge van de toeslagenaffaire. Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) komen gedupeerden in aanmerking voor betaling van hun private schulden als die voldoen aan de vereisten van de Wht. Het betalen van de private schulden wordt uitgevoerd door de SBN.
3. Eiser heeft verzocht om overname van zijn schuld van € 5.514,85 bij [naam 2] . De SBN heeft bepaald dat de schuld niet wordt afbetaald, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden van de Wht. De schuld van eiser is namelijk een informele schuld die niet is vastgelegd in een notariële akte opgemaakt voor 1 juni 2021 en die niet voor die datum opeisbaar is geworden.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat verweerder de schuld bij [naam 2] ten onrechte niet heeft overgenomen. De schuld is namelijk ontstaan in de periode voor 1 juni 2021, maar de vastlegging van die schuld in een notariële akte heeft plaatsgevonden op 3 februari 2023. Het opmaken van de notariële akte heeft op advies van de persoonlijk zaakbehandelaar plaatsgevonden, zodat eiser erop mochten vertrouwen dat zijn schuld overgenomen zou worden.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder stelt dat de schuld van eiser niet voor overname in aanmerking komt, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht. De schuld is namelijk niet vastgelegd in een notariële akte van voor
1 juni 2021. Op de zitting van 5 juni 2024 heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat ook niet is voldaan aan de eis van opeisbaarheid van artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt volgens verweerder niet.
Wat is het toetsingskader?
6. Op grond van artikel 4.1, tweede lid, van de Wht neemt verweerder een geldschuld over als deze:
- is ontstaan na 31 december 2005;
- vóór 1 juni 2021 opeisbaar is geworden; en
- niet is voldaan op het moment dat de aanvraag wordt gedaan (sub c).
Verder volgt uit artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht dat schulden die niet zijn ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling (de zogenaamde informele/private schulden), alleen worden overgenomen als de schuld is vastgelegd in een notariële akte die is opgesteld in de periode tussen
1 januari 2006 en 1 juni 2021 of blijkt uit een rechterlijke uitspraak.
Schulden die in ieder geval niet worden overgenomen, zijn de resterende hoofdsommen van leningen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Niet in geschil is dat de schuld van eiser bij [naam 2] niet is vastgelegd in notariële akte van voor 1 juni 2021. De schuld van eiser voldoet daarmee niet aan het vereiste van artikel 4.1, derde lid, aanhef onder b, van de Wht. Eiser heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de schuld voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden. De schuld van eiser voldoet daarmee dus ook niet aan het vereiste van artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden vastgesteld dat de schuld niet voldoet aan de voorwaarden die in artikel 4.1 van de Wht worden gesteld aan overname daarvan.
8. Dat de private schuld moet blijken uit een notariële akte of rechterlijke uitspraak, is vastgelegd in een formele wet en geldt voor iedereen met private geldschulden. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld in haar uitspraak van 15 mei 2024, heeft de wetgever bewust gekozen voor het stellen van de eis van een notariële akte in de Wht. Dit betekent dat er op het punt van de eis van de notariële akte geen sprake is van een omstandigheid die niet of niet ten volle is meegenomen in de afweging van de wetgever.
9. Hoewel het voor eiser wellicht niet eerlijk voelt dat zijn schuld niet wordt overgenomen, laat dit onverlet dat de regeling voor het betalen van private schulden niet tot doel heeft om gedupeerden volledig te vrijwaren van betalingsverplichtingen.Uit de memorie van toelichting bij de Wht volgt dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is om gedupeerde ouders zo veel mogelijk kans te bieden op een nieuwe start. Doordat alleen de opeisbare betalingsachterstanden en hoofdsommen worden overgenomen, wordt beoogd te voorkomen dat een gedupeerde in de problemen komt door incassomaatregelen.De rechtbank wijst er daarbij op, zonder af te willen doen aan de gevolgen die de toeslagenaffaire voor hem heeft, dat eiser in de relevante periode niet kampte met de incassomaatregelen waar andere ouders met private schulden wel mee kampten. Voor deze laatsten is deze regeling bedoeld. Overigens worden hun schulden dan niet helemaal overgenomen, maar alleen het opeisbare deel van de schuld. De regeling ziet dus niet op een situatie zoals die van eiser, waarbij geen sprake is van een voor 1 juni 2021 opeisbaar geworden schuld.
10. Ook het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel leidt niet tot het oordeel dat verweerder de schuld in afwijking van de wettelijke regeling door SBN moest laten overnemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10.1Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Vereist is dat de toezegging, andere uitlating of gedraging afkomstig is van het bevoegde bestuursorgaan of aan het bevoegde bestuursorgaan moet worden toegerekend. Van toerekening van een onbevoegde uitlating is sprake als de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Als het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt, moet de vraag worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen en, zo ja, wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
10.2Ter onderbouwing van zijn beroep op het vertrouwensbeginsel heeft eiser verwezen naar een e-mailbericht van zijn persoonlijk zaakbehandelaar van
4 november 2022. In dit e-mailbericht is – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:
“Ik heb ook nog even voor je nagevraagd wat betreft de schulden die je bij familie of vrienden hebt gehad. Private schulden die ontstaan zijn tussen 1-1-2006 en 1-6-2021 komen in aanmerking voor de private schulden regeling. Nadat u de schuld bij bijv u moeder notarieel is vastgelegd, kunt u deze voorleggen bij SBN. De hoofdsom (het bedrag van de schuld) zal alleen vergoed worden, indien deze direct opeisbaar is. Alleen de achterstanden van terugbetaling en de betaalde rentes en boetes komen in aanmerking voor vergoeding.”
10.3De rechtbank leest in dit e-mailbericht geen ondubbelzinnige toezegging of andere uitlating waaruit eiser in de gegeven omstandigheden mocht afleiden dat verweerder de schuld bij [naam 2] zou overnemen, ook als niet aan de voorwaarde zou zijn voldaan van een notariële akte daterend van voor 1 juni 2021. Daar komt bij dat de persoonlijk zaakbehandelaar begeleiding geeft in het herstelproces en geen rol heeft bij het al dan niet overnemen van private schulden door de SBN. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser daarom redelijkerwijs niet kunnen veronderstellen dat de persoonlijk zaakbehandelaar een standpunt namens verweerder heeft ingenomen over het kunnen overnemen van zijn private schuld.
10.4Aan zijn beroep op het vertrouwensbeginsel legt eiser verder een telefoongesprek met een medewerker van SBN ten grondslag. Eiser wijst op een gesprek van 3 april 2023 waarin aan hem is meegedeeld dat de schuld bij [naam 2] ook kan worden overgenomen op basis van een na 1 juni 2021 daterende notariële akte. Uit de nadere stukkenwisseling en het besprokene op zitting blijkt dat bij SBN geen gespreksverslagen bewaard zijn gebleven. Dat is ongelukkig. Daaruit volgt – anders dan eiser betoogt – echter niet dat eisers weergave van de inhoud van het telefoongesprek door de rechtbank als vaststaand moet worden beschouwd. Maar, ook als de rechtbank dat wel zou doen en ervan uitgaat dat een gerechtvaardigde verwachting is gewekt, betekent dit niet dat verweerder ook had moeten besluiten tot overname van de schuld. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent namelijk niet dat die altijd moeten worden nagekomen. Dat is afhankelijk van een belangenafweging, waarbij zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachting in de weg kunnen staan. Strijd met de wet of het algemeen belang kunnen in dat verband zwaarder wegende belangen zijn. Als zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om de schade die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn te vergoeden als onderdeel van die besluitvorming.Dat de notariële akte al voor het telefoongesprek van 3 april 2023 was opgesteld wijst erop dat eiser niet op basis van een door SBN gewekte verwachting heeft gehandeld. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder op basis van gewekt vertrouwen en in afwijking van de Wht de schuld aan [naam 2] had moeten overnemen of schade – bestaande uit notariskosten – had moeten vergoeden.