ECLI:NL:RBDHA:2024:21445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.36404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Jemenitische vreemdeling met problemen met zijn oom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Jemenitische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 28 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar zijn aanvraag werd op 10 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiser heeft vervolgens op 18 september 2024 beroep ingesteld tegen deze afwijzing. De rechtbank heeft op 10 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Ondanks dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, heeft hij contact gehouden met zijn gemachtigde, wat de rechtbank als voldoende procesbelang beschouwt om het beroep inhoudelijk te beoordelen. Eiser heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op problemen met zijn oom, die hem mishandeld zou hebben en hem dwong om te vechten voor een brigade in Jemen. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over de mishandelingen tegenstrijdig heeft kunnen achten en dat er onvoldoende objectieve documenten zijn om de asielmotieven te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36404

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1. Eiser heeft op 28 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft op 12 juli 2024 de minister in gebreke gesteld en op 6 augustus 2024 beroep ingesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
1.2. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 september 2024 eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. De minister heeft hierbij aan eiser ook geen reguliere vergunning en geen uitstel van vertrek om medische redenen verleend. Verder is aan eiser een terugkeerbesluit met terugkeerverplichting naar Jemen opgelegd met een vertrektermijn van vier weken. Tegen het bestreden besluit heeft eiser op 18 september 2024 beroep ingediend.
1.3. Eiser heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op 27 september 2024 ingetrokken met het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten. Op dit verzoek (zaaknummer NL24.30874) is door deze rechtbank en zittingsplaats op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan.
1.4.
Op 5 december 2024 heeft de minister bij digitaal bericht laten weten dat eiser op 30 oktober 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft hier op 9 december 2024 op gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank2.De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of het beroep van eiser ontvankelijk is. Volgens recente jurisprudentievan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bestaat in beginsel wel procesbelang wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, maar hij desondanks contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit is alleen anders als er voldoende aanknopingspunten zijn dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat hij contact heeft met hem en dat eiser op dit moment bij vrienden verblijft. Op 9 december 2024 heeft eiser de gemachtigde bericht dat hij hecht aan behandeling van zijn zaak, maar zelf niet kan komen. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat eiser procesbelang heeft bij de beroepsprocedure. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag.
3.1.
Eiser stelt van Jemenitische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij behoort tot de Arabische bevolkingsgroep. Eiser stelt uit Jemen te zijn gevlucht voor zijn oom, de broer van eisers vader. Eisers vader is in 2009 overleden en sinds 2013 is eiser met zijn moeder en twee broertjes verhuisd naar Aden om betere scholing te krijgen. De relatie met eisers oom is nooit goed geweest, maar verslechterde in 2019 helemaal toen eiser van zijn oom moest stoppen met school. Sindsdien moest eiser van hem werken en zijn loon aan hem afstaan. Eiser is bovendien bijna dagelijks mishandeld door deze oom. De uiteindelijke aanleiding om te vertrekken uit Jemen was het moment dat eisers oom in augustus 2022 wilde dat eiser zou gaan vechten voor [naam 2], een brigade die vecht voor de overgangsregering. Eisers oom zou hiervoor geld krijgen. Omdat eiser dit weigerde en er geen andere opties waren, is hij uit Jemen vertrokken.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
2) Eisers problemen met zijn oom en zijn mishandelingen
Eiser heeft 1) aangetoond met documenten, waaronder een nationaal paspoort, een geboorteakte, een afschrift van de overlijdensakte van zijn vader en verschillende documenten die toezien op een eventuele nareis. Eiser heeft 2) niet onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. De minister heeft daarom verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister is dat niet het geval omdat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister heeft verder beoordeeld of uit het geloofwaardige asielmotief 1) volgt dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat eiser bij terugkeer naar Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade.
5. Volgens eiser worden zijn problemen met zijn oom en de mishandelingen onterecht ongeloofwaardig geacht. Eiser meent dat hij in het nader gehoor niet goed is begrepen en dat er mogelijk sprake was van verwarring, wat aanleiding zou moeten geven om eiser aanvullend te horen. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in dat kader op het standpunt kunnen stellen dat aan eiser voldoende is uitgevraagd. Aan eiser is tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, die daarnaast niet zijn gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen. Ook in beroep is niet toegelicht waarom eiser zijn verklaringen niet heeft gecorrigeerd. De rechtbank kan de minister volgen dat het vorenstaande geen aanleiding geeft om eiser aanvullend te horen. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser volgens het verslag van het nader gehoor meerdere keren door de minister in de gelegenheid is gesteld om duidelijkheid te geven over zijn verklaringen, door bijvoorbeeld aan eiser te vragen of de gehoormedewerker het goed heeft begrepen. [3]
5.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser over de mishandelingen door zijn oom tegenstrijdig heeft kunnen achten. Zo heeft eiser verklaard dat hij zijn hele leven is mishandeld door zijn oom, maar ook dat hij in 2013 nog een goede band had met hem. Ook heeft eiser verklaard dat zijn oom hem niet mishandelde voor 2015. [4] Dit verhoudt zich niet tot de stelling dat eiser altijd al slecht werd behandeld door zijn oom. Hetgeen eiser in beroep hierover heeft aangevoerd brengt hier geen verandering in.
5.2.
Eiser is van mening dat de mishandelingen door de echtgenote van zijn oom ten onrechte niet als asielmotief zijn aangemerkt. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De minister heeft niet ten onrechte gewezen op eisers verklaring dat de vrees voor zijn oom de reden is voor zijn vertrek. [5] Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiser dit niet heeft aangevoerd in de zienswijze en dat de mishandelingen door de echtgenote bovendien als onderdeel van de problemen met de oom zijn betrokken bij de beoordeling.
5.3.
Verder heeft eiser gesteld dat het niet onlogisch is dat zijn moeder haar sieraden heeft behouden om deze te verkopen als zich bijzondere en noodzakelijke omstandigheden zouden voordoen (in eisers geval zijn vlucht). De minister heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat de stellingen omtrent de verkoop van de sieraden niet worden geloofd. De rechtbank is van oordeel dat de minister het bevreemdend heeft kunnen vinden dat dit niet eerder is gedaan om het hele gezin te helpen met een vlucht naar een andere plek (temeer omdat een zodanige plek bij familie van zijn moeder voorhanden was; zijn moeder en minderjarige broers verblijven daar thans ook). Ook heeft de minister het niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat de gestelde jarenlange mishandelingen geen bijzondere omstandigheden waren. Eisers stelling dat er een opbouw zat in de agressie van zijn oom en dat hij het goede moment heeft gezocht om te vertrekken, verhoudt zich niet met eerdere verklaringen.
5.4.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat voor zover eiser heeft aangevoerd dat de minister niet is ingegaan op de zienswijze, zonder in de gronden van beroep aan te geven op welke punten het bestreden besluit daarin tekort schiet, niet kan slagen.

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662
3.Zie bijvoorbeeld blz. 25 nader gehoor en verder
4.Zie blz. 18, 21 en 22 van het nader gehoor
5.Zie blz. 18 en 19 nader gehoor