ECLI:NL:RBDHA:2024:21211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.35577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheid dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats. Dit kan impliceren dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland.

De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. De rechtbank heeft op 4 oktober 2024 aan de gemachtigde van eiser gevraagd of er nog contact was met eiser, waarop de gemachtigde op 21 oktober 2024 heeft geantwoord dat er geen contact meer is. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland en daarom geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De omstandigheid dat een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, kan betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 1 juli 2024 echter overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. [2] Er mag van uitgegaan worden dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure.
4. De minister heeft in het bericht van 1 oktober 2024 aan de rechtbank laten weten dat op 6 september 2024 door het Centraal Orgaan asielzoekers is geregistreerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang. De rechtbank heeft op 4 oktober 2024 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser. De gemachtigde van eiser heeft met het bericht van 21 oktober 2024 laten weten geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank neemt dan ook aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.