3.4.3.De bewijsmiddelen
1. De gebruikte bewijsvoering, bewijsmiddelen en overwegingen, in het vonnis van deze rechtbank in de strafzaak tegen de veroordeelde van 12 oktober 2023 ten aanzien van 5.5.5 Gewoontewitwassen. Deze bewijsvoering neemt de rechtbank hier over. De voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel redengevende feiten en omstandigheden ontleent de rechtbank rechtstreeks aan de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen. In de ontnemingszaak verbindt de rechtbank op grond van dezelfde overwegingen dezelfde gevolgtrekkingen aan die bewijsmiddelen als in de strafzaak.
2. Het ontnemingsrapport.
3. De overige bewijsmiddelen, te weten AMB.3619, AMB.663, AMB.1138, SFO.AMB.131, AMB.923, SFO.AMB.105, voor zover opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
3.4.4.Wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling (36e, derde lid, Sr)
Beginsaldo contant geld
Er zijn geen aanwijzingen dat de veroordeelde op 1 januari 2013 beschikte over contant geld. De rechtbank gaat uit van een beginsaldo van € 0,--.
Legale contante ontvangsten
Uit het ontnemingsrapport volgt dat de veroordeelde in de periode van 2013 tot en met 2020 een bedrag van € 6.827,-- aan contante omzet uit zijn eenmanszaak heeft gehaald. De rechtbank merkt dat bedrag aan als legale contante ontvangst.
Eindsaldo contant geld
Op 16 september 2020 is een contant bedrag van € 5.250,-- en een bedrag van € 556,74 aan contante buitenlandse valuta aangetroffen op de [adres 1] te Den Haag. Voorts is op 16 september 2020 een contant bedrag van € 20,-- aangetroffen op de [adres 2] in Spanje. Op 30 december 2019 is een bedrag van € 5.000,-- aangetroffen op het adres [adres 3] te Den Haag, het adres waar de veroordeelde toen stond ingeschreven. Daarmee komt het eindsaldo contant geld op (€ 5.250,-- +/+ € 556,74 +/+ € 20,-- +/+
5.000, -- =) € 10.826,74.
Contante stortingen
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode van 1 januari 2013 tot met 16 september 2020 voor een totaalbedrag van € 15.210,62 contant is gestort op een bankrekening op de naam van de veroordeelde. De rechtbank betrekt deze stortingen bij de kasopstelling.
Chalet camping Duinhorst
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende is komen vast te staan dat de veroordeelde een chalet en de kosten voor de standplaats daarvan heeft betaald en dat hij dit contant heeft gedaan. Het ontnemingsrapport en de onderliggende stukken bieden hier onvoldoende aanwijzingen voor, zeker in het licht van de concrete betwisting door de veroordeelde. Dat uit de stukken volgt dat de veroordeelde wel op de camping verbleef waar het chalet stond, maakt nog niet dat hij voor dit chalet (contant) heeft betaald. De rechtbank betrekt de bedragen daarvoor dan ook niet bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Airco’s en inboedel Dr. Lelykade
Noch uit het ontnemingsrapport en de onderliggende stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting valt op te maken dat de veroordeelde contante betalingen heeft verricht voor de aanschaf van een inboedel voor het door hem gebruikte appartement aan de [adres 1] te Den Haag en voor airco’s in dat appartement. Om die reden betrekt de rechtbank de bedragen daarvoor niet bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Vliegtickets
Uit het ontnemingsrapport en de onderliggende stukken volgen voldoende aanwijzingen dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2020 € 5.064,-- contant heeft betaald voor vliegtickets.
Money transfers
Over de periode 1 januari 2013 tot en met 16 september 2020 is via money transfers voor een totaalbedrag van € 13.340,17 aan contante betalingen gedaan ten behoeve van de veroordeelde. De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de contante bedragen heeft verstrekt ten behoeve van deze moneytransfers. Een (totaal)bedrag van € 2.521,70 aan money transfers was voor de zorgverzekering. Met uitgaven voor de zorgverzekering wordt hierna rekening gehouden en de rechtbank zal dit bedrag onder deze post dan ook buiten beschouwing laten. De rechtbank gaat uit van contante uitgaven via money transfers van in totaal € 10.818,47.
Kassabonnen
In de woning aan de [adres 1] te Den Haag zijn kassabonnen uit de jaren 2019 en 2020 in beslag genomen waaruit kan worden afgeleid dat de veroordeelde tot een totaal bedrag van € 1.194,91 heeft uitgegeven. Daarvoor is geen girale betaling teruggevonden in de banktransacties, dus wordt uitgegaan van contante betalingen door of ten behoeve van de veroordeelde.
Lachgasflessen
In de woning aan de [adres 1] te Den Haag zijn in totaal 120 lachgasflessen aangetroffen en in beslag genomen. Uitgaande van een prijs per fles van € 81,94 komt dit neer op een bedrag van € 9.832,80. Op grond van de bewijsmiddelen is voldoende aannemelijk geworden dat dit bedrag contant door de veroordeelde is betaald.
Levensonderhoud
Gelet op de het ontnemingsrapport en de onderliggende stukken oordeelt de rechtbank dat
- uitgaande van de Nibud-normen - de veroordeelde in de jaren 2018, 2019 en 2020 tot en met 16 september 2020 een bedrag van € 5.884,68 tekort is gekomen voor kosten van levensonderhoud en zorgverzekering. Omdat geen bankbetalingen zijn aangetroffen gaat de rechtbank ervan uit dat de veroordeelde met contant geld in deze kosten heeft voorzien.
De conclusie
De rechtbank gaat op grond van het voorgaande uit van de volgende berekening:
Beginsaldo contant geld € 0,--
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen +/+ € 6.827,--
Eindsaldo contant geld -/- € 10.826,74
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € 3.999,74
tekort
Contante stortingen -/- € 15.210,62
Contante uitgaven -/- € 32.794,86
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 52.005,22
De rechtbank merkt dit bedrag van € 52.005,22 aan als wederrechtelijk verkregen voordeel. Niet is gebleken dat de voornoemde uitgaven zijn gedaan uit een legale bron en de rechtbank acht aannemelijk dat het geld is verkregen uit strafbare feiten. Welke strafbare feiten dat zijn en door wie deze zijn gepleegd kan niet worden geconcretiseerd. De grondslag voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is daarom ‘een veroordeling wegens een misdrijf’ als bedoeld in artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij merkt de rechtbank op dat de veroordeling van 12 oktober 2023 mede misdrijven betreft waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en dat het gaat om uitgaven die de veroordeelde heeft gedaan tijdens het plegen van die feiten.
3.4.5.Wederrechtelijk verkregen voordeel transactiemethode
[bedrijfsnaam]
De rechtbank heeft in haar vonnis van 12 oktober 2023 geoordeeld dat Cornelis van Zeijderveld eigenaar was van gokwebsite [bedrijfsnaam] , dat de veroordeelde werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijfsnaam] bestaande uit adviseren en het werken als agent en dat hij hiervoor niet betaald kreeg.
Volgens de officier van justitie maken een aangetroffen notitie en OVC-gesprekken aannemelijk dat [naam] zich met de veroordeelde voor een bedrag van € 2.100.000,--bij [bedrijfsnaam] heeft ingekocht. Het vermogen van de veroordeelde is met dit bedrag vermeerderd, aldus de officier van justitie.
In het vonnis van 12 oktober 2023 is niet geoordeeld dat de veroordeelde zich bij [bedrijfsnaam] heeft ingekocht. Het dossier bevat wel enige aanwijzingen dat de veroordeelde zich ofwel zelf heeft ingekocht of door [naam] heeft laten inkopen bij [bedrijfsnaam] , maar uit die aanwijzingen wordt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk voor welk bedrag dat dan zou zijn geweest. De aangetroffen notitie en OVC-gesprekken bieden te weinig aanknopingspunten voor de conclusie dat ten behoeve van de veroordeelde voor een bedrag van € 2.100.000,-- aan aandelen is gekocht en ander bewijs of andere aanknopingspunten voor dit of een ander bedrag ontbreken. Daarmee is onvoldoende duidelijk of en zo ja welke uitgaven zijn gedaan en is ook onvoldoende aannemelijk geworden dat de veroordeelde voordeel heeft gehad. De rechtbank laat dit bedrag dan ook buiten beschouwing.
Spaanse appartementen(36e, derde lid, Sr)
In haar vonnis van 12 oktober 2023 heeft de rechtbank bewezen geacht dat de veroordeelde tezamen met anderen de appartementen aan de [adres 2] 12-3-A en 12-3-B te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
Daarbij heeft de rechtbank in dat vonnis geconcludeerd dat beide appartementen van de veroordeelde waren en dat sprake was van een schijnconstructie met de bedoeling te verhullen wie in werkelijkheid de eigenaar was. Gelet op dit oordeel faalt het verweer dat de veroordeelde geen eigenaar was van beide appartementen.
Zoals ook onder 3.4.4. is overwogen kan op grond van artikel 36e, derde lid, Sr voordeel worden ontnomen indien aannemelijk is dat andere strafbare feiten dan de bewezenverklaarde feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de betalingen voor beide appartementen uiteindelijk voor rekening zijn gekomen van de veroordeelde of van [naam] , terwijl noch de veroordeelde noch [naam] bekende, legale inkomsten hadden. [naam] zat in de internationale drugshandel en ook de veroordeelde is veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor drugshandel. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de appartementen voor de veroordeelde opbrengst hebben opgeleverd uit andere strafbare feiten. Welke strafbare feiten dat precies zijn en door wie deze zijn gepleegd kan niet nader worden geconcretiseerd. De grondslag voor de ontneming van dit gedeelte van het wederrechtelijk verkregen voordeel is daarom ‘een veroordeling wegens een misdrijf’ als bedoeld in artikel 36e, derde lid, Sr.
De rechtbank rekent de waarde van beide appartementen tot het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij gaat de rechtbank uit van de waarde van
€ 319.500,-- voor het appartement aan de [adres 4] te Benalmádena en van € 533.000,-- voor het appartement aan de [adres 5] te Benalmádena en schat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op een bedrag van
€ 852.500,--.
3.4.7.De betalingsverplichting
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn niet is overschreden. De behandeling van de strafzaak in eerste aanleg heeft lang geduurd, maar vanwege de omvang en complexiteit van de zaak heeft dat geen schending van de redelijke termijn opgeleverd. De ontnemingszaak is vervolgens voortvarend behandeld. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de betalingsverplichting te matigen.
In het vonnis van 12 oktober 2023 zijn beide voormelde appartementen verbeurd verklaard. Daarom brengt de rechtbank een bedrag van € 852.500,--, in mindering op de op te leggen betalingsverplichting.
In dat vonnis heeft de rechtbank voorts geldbedragen van € 5.000,-- en van € 250,--, vier biljetten van 5 euro en de in de woning aan de [adres 1] te Den Haag aangetroffen lachgasflessen verbeurd verklaard. In de ontnemingszaak brengt de rechtbank daarom op de betalingsverplichting in mindering een bedrag van € 5.270,-- en een bedrag van € 9.832,80.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening: € 904.505,22 -/- € 852.500,-- -/- € 5.270,-- -/- € 9.832,80 = € 36.902,42.
De rechtbank legt een betalingsverplichting op van een bedrag van € 36.902,42.