ECLI:NL:RBDHA:2024:211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag tot verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst na wijziging van werkgever
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘arbeid in loondienst’ bij [bedrijf]. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 16 november 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door de staatssecretaris op 11 oktober 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser van werkgever is veranderd en daarom geen belang meer zou hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser betoogt dat zijn rechtspositie niet is gewijzigd, maar dat hij enkel van werkgever is veranderd. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag van eiser, die oorspronkelijk gericht was op arbeid in loondienst bij [bedrijf], niet hetzelfde verblijfsdoel behoudt na de wijziging van werkgever. Eiser heeft op 19 september 2022 meegedeeld dat hij voor een andere werkgever is gaan werken, waardoor het verblijfsdoel van zijn aanvraag is veranderd. De staatssecretaris heeft daarom terecht van eiser verlangd dat hij een nieuwe aanvraag indient voor de beoordeling van het gewijzigde verblijfsdoel.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier, en is openbaar uitgesproken.