ECLI:NL:RBDHA:2024:21061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.47440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op 1 november 2024. De maatregel was gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die de vrijheidsontneming had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de maatregel door de verweerder gelijkgesteld kan worden met een beroep van eiser. De partijen hebben ingestemd met schriftelijke behandeling van de zaak.

De rechtbank heeft de gronden van het beroep op 3 december 2024 ontvangen, waarna de verweerder op 5 december 2024 heeft gereageerd. Het onderzoek is op 6 december 2024 gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat indien de maatregel in strijd is met de Vw of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. Eiser heeft aangevoerd dat er geen aanwijzing in het dossier is die de maatregel rechtvaardigt, en dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur niet is toegestaan.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de aanwijzing wel degelijk in het dossier aanwezig was en dat eiser op 1 november 2024 om 3:00 uur de aanwijzing ontving. Eiser moest zich om 7:00 uur melden voor zijn asielaanvraag en heeft deze aanvraag om 10:50 uur ingediend. De rechtbank concludeert dat het verblijf in de lounge voor één nacht acceptabel is en dat er geen grond is om de maatregel onrechtmatig te achten. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 3 december 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 5 december 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 6 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat het dossier geen aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb bevat. Niet duidelijk is hoe lang eiser in de lounge heeft verbleven. Eiser wijst er ook op dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur op grond van een dergelijke aanwijzing niet is toegestaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat, anders dan eiser betoogt, de aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb zich wel in het dossier bevindt, onder gedingstuk nummer 5, getiteld ‘additioneel ketendocument’. Hieruit blijkt dat eiser op 1 november 2024 om 3:00 uur de aanwijzing kreeg en zich om 7:00 uur diezelfde dag moest melden voor het indienen van zijn asielaanvraag. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt dat eiser op 1 november 2024 om 10:50 uur is overgedragen teneinde asiel aan te vragen. Eiser heeft die dag een asielaanvraag ingediend en een bewaringsmaatregel opgelegd gekregen. Nu ingevolge de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [1] het verblijf in de lounge voor de duur van één nacht acceptabel is, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de loungemaatregel onrechtmatig is opgelegd.
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), van 20 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4201.