ECLI:NL:RBDHA:2024:21061
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op 1 november 2024. De maatregel was gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die de vrijheidsontneming had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de maatregel door de verweerder gelijkgesteld kan worden met een beroep van eiser. De partijen hebben ingestemd met schriftelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank heeft de gronden van het beroep op 3 december 2024 ontvangen, waarna de verweerder op 5 december 2024 heeft gereageerd. Het onderzoek is op 6 december 2024 gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat indien de maatregel in strijd is met de Vw of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. Eiser heeft aangevoerd dat er geen aanwijzing in het dossier is die de maatregel rechtvaardigt, en dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur niet is toegestaan.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de aanwijzing wel degelijk in het dossier aanwezig was en dat eiser op 1 november 2024 om 3:00 uur de aanwijzing ontving. Eiser moest zich om 7:00 uur melden voor zijn asielaanvraag en heeft deze aanvraag om 10:50 uur ingediend. De rechtbank concludeert dat het verblijf in de lounge voor één nacht acceptabel is en dat er geen grond is om de maatregel onrechtmatig te achten. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.