Beoordeling van het beroep
1. Het beroep gaat over de vraag of de minister in het bestreden besluit terecht heeft geweigerd om aan eiser een asielvergunning te verlenen. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van wat eiser daartegen heeft aangevoerd.
De beoordeling van eisers asielverhaal in het bestreden besluit
2. Eiser heeft op 28 november 2022 gevraagd om een asielvergunning. Daarbij heeft hij gesteld dat hij geboren is op [datum] 2007 in [plaats] , Afghanistan, dat hij behoort tot de Hazara bevolkingsgroep en dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft. De minister volgt eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De minister volgt ook dat eiser vóór zijn vertrek uit Afghanistan is misbruikt als ‘bacha bazi’ (dansjongen). De minister gelooft niet eisers verklaringen dat hij gezocht wordt door de Taliban vanwege het politiewerk van zijn zus onder het voormalige regime. Volgens de minister heeft eiser ook geen persoonlijke problemen te verwachten vanwege het zijn van Hazara. De minister vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vluchteling is of dat eiser overigens bij terugkeer in Afghanistan heeft te vrezen voor zijn veiligheid. Tot slot krijgt eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met de persoon van eiser (het referentiekader)?
3. Eiser vindt dat de minister in het bestreden besluit niet duidelijk maakt hoe hij bij de beoordeling van eisers verklaringen rekening heeft gehouden met eisers minderjarigheid. Evenmin is de minister in het bestreden besluit ingegaan op het medisch advies van Medifirst, de opmerkingen van Stichting Nidos tijdens het nader gehoor en de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor. Dit blijkt volgens hem met name uit de wijze waarop hem tijdens het nader gehoor is gevraagd om uitleg over zijn problemen als Hazara en problemen met de Taliban.
4. De minister erkent in beroep dat uit de motivering van het bestreden besluit niet duidelijk blijkt hoe rekening is gehouden met de genoemde achtergrond van eiser. De minister houdt echter vol dat wel voldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiser.
5. De rechtbank stelt met eiser vast dat uit het bestreden besluit niet blijkt op welke wijze rekening is gehouden met het referentiekader van eiser, in het bijzonder met eisers minderjarigheid en de adviezen van Medifirst voor het horen van eiser. De minister heeft hiermee verzuimd om in te gaan op eisers zienswijze en de verwijzing daarin naar de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor. In die correcties en aanvullingen heeft eiser zijn kritiek op de wijze van horen toegelicht. De minister heeft gelet hierop niet kunnen volstaan met de overweging dat eiser zijn zienswijze op dit punt niet heeft onderbouwd. Het bestreden besluit is in zoverre dan ook onvoldoende gemotiveerd.
Heeft eiser te vrezen vanwege het werk van zijn zus?
6. Eiser is het niet eens met de conclusie van de minister dat hij zijn gestelde vrees niet aannemelijk heeft gemaakt omdat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel zouden vormen.
Eiser wijst daarbij op de foto’s en documenten die hij heeft overgelegd en die volgens hem bewijs leveren van het werk van zijn zus. Daarnaast wijst hij op de algemene landeninformatie over de positie van personen die werkzaam zijn geweest voor het voormalige regime in Afghanistan en op de huidige positie van vrouwen in Afghanistan.
Daarnaast merkt eiser op dat de wijze waarop hij over het werk van zijn zus is gehoord getuigt van vooringenomenheid.
7. De minister heeft vastgesteld dat eiser zijn asielverhaal niet volledig heeft onderbouwd met objectief bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat de door eiser overgelegde foto’s en documenten niet kunnen dienen als (indicatief) bewijs van de gestelde vrees. In het bestreden besluit heeft de minister terecht overwogen dat uit de foto’s en de overgelegde certificaten niet volgt dat eisers zus onder het vorige regime in Afghanistan werkzaam is geweest bij de politie en dat uit deze stukken ook niet zonder meer is af te leiden dat de persoon op wie ze betrekking hebben ook eisers zus is. De minister heeft er daarnaast op gewezen dat eiser niets heeft verklaard over de positie van zijn zus bij de politie of haar werkzaamheden. De rechtbank volgt eiser niet dat de wijze waarop eiser hierover is gehoord getuigt van vooringenomenheid. Het uitgangspunt is dat iemand die een beroep doet op internationale bescherming kan verklaren over de redenen waarom hij bescherming aanvraagt. De IND mag ook een minderjarige die stelt dat hij geen relevante informatie kan geven kritisch bevragen. Wat in dit opzicht precies kan worden verlangd, hangt echter wel samen met zijn referentiekader. Verweerder heeft niet beoordeeld welke rol eisers minderjarigheid hier al dan niet speelt. In dat verband merkt de rechtbank op dat eiser tijdens het nader gehoor een verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij niets weet te vertellen over het werk van zijn zus. De minister heeft deze verklaring niet kenbaar betrokken in de beoordeling van dit onderdeel van het relaas. Ook dit levert een motiveringsgebrek op.
Heeft eiser problemen vanwege het behoren tot de Hazara?
8. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij in Afghanistan geen persoonlijke problemen heeft ondervonden als Hazara. Eiser stelt terecht dat hij anders heeft verklaard, namelijk dat hij onderweg wel eens lastig gevallen werd omdat hij Hazara is.De tekst van het bestreden besluit wijkt in zoverre ook af van het voornemen waarin nog is geconcludeerd dat de persoonlijk ondervonden problemen van eiser niet ernstig genoeg zijn om asielrechtelijke bescherming te krijgen. Eiser stelt terecht dat op dit punt niet is doorgevraagd. De minister stelt op zijn beurt weliswaar terecht dat eiser (pas) na enig doorvragen heeft verklaard dat hij onderweg werd lastiggevallen, maar die verklaring had aanleiding moeten zijn voor vervolgvragen over deze gebeurtenis(sen). Dat hier - zonder verdere toelichting over het referentiekader van eiser - vanaf is gezien, is onzorgvuldig.
Loopt eiser bij terugkeer in Afghanistan een reëel risico op ernstige schade?
9. Eiser stelt dat in Afghanistan sprake is van willekeurig geweld. Voor de beoordeling van de vraag of hieruit voor eiser een reëel risico zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn volgt, is de omstandigheid dat hij Hazara is van belang. Volgens eiser neemt verweerder in zijn landenbeleid over Afghanistan voor Hazara ten onrechte geen risicoprofiel aan.
10. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen motivering bevat over het risico dat eiser bij terugkeer loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. De minister moet dit risico beoordelen aan de hand van alle relevante feitelijke omstandigheden en hij moet daarbij onderzoeken of het aannemelijk is dat de vreemdeling specifiek wordt geraakt door het willekeurige geweld door elementen die eigen zijn aan zijn persoonlijke omstandigheden.Ter zitting heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een zodanige mate van willekeurig geweld dat iedere willekeurige burger die terugkeert naar Afghanistan alleen al door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt te worden blootgesteld aan een ernstige en individuele bedreiging van zijn leven. Daarnaast heeft eiser volgens de minister geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht om te onderbouwen dat hij een verhoogd risico loopt als Hazara. De rechtbank volgt de minister hierin niet. Eiser heeft in zijn zienswijze verwezen naar landeninformatie van Vluchtelingenwerk inzake de positie van Hazara.Daarbij heeft eiser er op gewezen dat hun veiligheid onder druk staat, omdat zij behalve van de Taliban ook te vrezen hebben voor andere extremistische groepen. De informatie van Vluchtelingenwerk noemt meerdere algemene bronnen waarin ingegaan wordt op de algemene veiligheid van de Hazara in Afghanistan.Uit die bronnen komt naar voren dat in Afghanistan sprake is van een intern gewapend conflict tussen de Taliban en Islamic State Khorasan Province (ISKP) waarbij de laatste organisatie veelvuldig aanslagen pleegt en daarbij specifiek de Hazara kiest als doelwit. De Taliban bieden hiertegen feitelijk geen bescherming. Het is aan de minister om omstandigheden als deze te betrekken in zijn beoordeling van een mogelijk risico op ernstige schade. Door dit na te laten heeft de minister het bestreden besluit niet zorgvuldig genoeg voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Betekenis van het misbruik als dansjongen bij terugkeer naar Afghanistan.
11. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiser inmiddels ouder is en daarom minder aannemelijk is dat hij bij terugkeer in Afghanistan opnieuw het slachtoffer zal worden van bacha-bazipraktijken. Ook acht de minister het niet aannemelijk dat de oorspronkelijke dader hem bij terugkeer zal vinden, aangezien eiser zal terugkeren naar zijn moeder in Kabul en niet naar de plaats waar hij voor zijn vertrek is misbruikt.
12. Eiser stelt terecht dat de minister met de verwijzing naar eisers huidige leeftijd niet heeft gemotiveerd dat hij bij terugkeer in Afghanistan geen risico meer loopt om te worden misbruikt als dansjongen. Uit de door eiser overgelegde informatie van Vluchtelingenwerkblijkt dat jongens tot en met 18 dan wel 19 jaar slachtoffers worden van de bacha-bazipraktijk. Ook volgt uit deze landeninformatie dat deze praktijk nog altijd wijdverbreid is in grote delen van het land, onder machthebbers van zowel de Taliban als andere gewapende groepen. Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw is eisers eerdere ervaring een duidelijke aanwijzing dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade, tenzij er goede redenen zijn om het tegendeel aan te nemen. De motivering van de minister schiet in dat opzicht tekort gelet op de overgelegde informatie.
13. Daarnaast heeft de minister ook niet goed gemotiveerd waarom het genoemde misbruik waaraan eiser is blootgesteld geen aanleiding vormt voor de toepassing van het zogenaamde traumatabeleid. Op grond van beleid van de minister,in aanvulling op het bepaalde in artikel 31, vijfde lid, van de Vw, komt een vreemdeling die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen in zijn directe omgeving en die zich op grond van de psychologische problematiek als gevolg van de wandaden in een positie bevindt dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanheft en onder b, van de Vw, als de in deze pararaaf genoemde voorwaarden zijn vervuld. Het moet allereerst gaan om daden veroorzaakt door de autoriteiten van het land van herkomst of groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in (een deel van) het land, dan wel groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet bereid is bescherming te bieden. Uit eisers verklaringen volgt dat hij is misbruikt door een plaatselijke politiecommandant. Anders dan de minister heeft overwogen, is de enkele omstandigheid dat de bacha-bazipraktijk op papier verboden is, geen grond voor de conclusie dat het misbruik niet is veroorzaakt door de overheid of een feitelijke machthebber. Dit verbod is evenmin onvoldoende voor de conclusie dat de huidige Afghaanse overheid, de Taliban, ook daadwerkelijk bereid is om tegen deze praktijk op te treden. Eiser heeft gewezen op landeninformatie waaruit eerder lijkt te volgen dat de aanpak ervan voor het huidige regime geen uitdrukkelijke aandacht krijgt.Verder geldt als voorwaarde voor toepassing van het beleid dat het aannemelijk moet zijn dat de gebeurtenis aanleiding is geweest om het land te verlaten. Anders dan de minister in het bestreden besluit heeft overwogen, heeft eiser wel degelijk verklaard dat het misbruik voor hem (mede) de reden is geweest om Afghanistan te verlaten.
Heeft eiser als minderjarige bij terugkeer in Afghanistan toereikende opvang?
14. De minister heeft besloten om aan eiser geen reguliere verblijfsvergunning te verlenen voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling die buiten schuld Nederland niet kan verlaten, omdat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij bij terugkeer bij zijn moeder in Kabul kan wonen. Dat betekent dat voor eiser toereikende opvang aanwezig is in Afghanistan.
15. Eiser stelt dat de minister ten onrechte aanneemt dat voor hem als minderjarige adequate opvang voorhanden is in Afghanistan. Eiser vindt dat de minister met de verwijzing naar zijn voornemen niet voldoende heeft gereageerd op de zienswijze waarin is uitgelegd waarom geen sprake is van toereikende opvang.
16. Uit het beleid van de ministervolgt dat opvang bij een ouder in beginsel geldt als adequate opvang. Met de vaststelling dat eisers moeder in de [wijk] in Kabul woont en dat eiser telefonisch contact onderhoudt met zijn moeder, heeft de minister dan ook in beginsel voldoende gemotiveerd dat in eisers geval sprake is van toereikende opvang. De minister heeft hieraan toegevoegd dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat eisers moeder niet meer voor hem kan zorgen. De minister heeft in eisers zienswijze “dat zijn moeder teruggetrokken, ondergedoken leeft in Afghanistan en dat het voor zijn moeder ook niet veilig is in Afghanistan” geen aanleiding hoeven zien voor een aanvullende reactie. Deze stelling is immers niet nader geconcretiseerd en onderbouwd.
17. De minister heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd op welke manier rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. De minister heeft in het licht hiervan ook onvoldoende gemotiveerd waarom volgens hem niet aannemelijk is dat eiser problemen heeft vanwege het werk van zijn zus. Ook heeft de minister onvoldoende onderzocht of eiser als Hazara persoonlijke problemen heeft ondervonden. De minister heeft zijn oordeel dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld onvoldoende gemotiveerd. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen omdat eiser eerder is misbruikt als bacha bazi. Daarnaast heeft de minister niet goed gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om aan eiser in verband met dit misbruik verblijf toe te staan op grond van het traumatabeleid. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop is er aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die eiser in verband met zijn beroep heeft moeten maken. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.