ECLI:NL:RBDHA:2024:21058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.47439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth en mr. E. van der Weijden, en de Minister van Asiel en Migratie als verweerder. De zaak betreft de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel aan de eiser op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 1 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd kreeg, welke maatregel door de verweerder werd medegedeeld aan de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser op 3 december 2024 de gronden van het beroep indiende en de verweerder hierop op 5 december 2024 reageerde. Het onderzoek werd op 6 december 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat indien de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw, zij het beroep gegrond kan verklaren. De rechtbank heeft ook gekeken naar artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), dat bepaalt dat een vrijheidsontnemende maatregel niet mag worden opgelegd of voortgezet indien er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit onevenredig bezwarend maken. Eiser heeft aangevoerd dat er geen aanwijzing in het dossier is op grond van artikel 4.6 van het Vb en dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur niet is toegestaan.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de aanwijzing wel degelijk in het dossier aanwezig was en dat de eiser zich op 1 november 2024 om 10:50 uur heeft gemeld voor het indienen van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat het verblijf in de lounge voor de duur van één nacht acceptabel is en ziet geen grond voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig is opgelegd. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47439

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 3 december 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 5 december 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 6 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat het dossier geen aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb bevat. Niet duidelijk is hoe lang eiser in de lounge heeft verbleven. Eiser wijst er ook op dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur op grond van een dergelijke aanwijzing niet is toegestaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat, anders dan eiser betoogt, de aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb zich wel in het dossier bevindt, onder gedingstuk nummer 5, getiteld ‘additioneel ketendocument’. Hieruit blijkt dat eiser op 1 november 2024 om 2:10 uur de aanwijzing kreeg en zich om 7:00 uur diezelfde dag moest melden voor het indienen van zijn asielaanvraag. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt dat eiser zich op 1 november 2024 om 10:50 uur heeft gemeld om asiel aan te vragen. Eiser heeft die dag een asielaanvraag ingediend en een bewaringsmaatregel opgelegd gekregen. Nu ingevolge de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [1] het verblijf in de lounge voor de duur van één nacht acceptabel is, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de loungemaatregel onrechtmatig is opgelegd.
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), van 20 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4201.