ECLI:NL:RBDHA:2024:21057
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, kreeg op 1 november 2024 een maatregel opgelegd die hem in bewaring stelde. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Op 17 november 2024 werd de bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest nog wel beoordelen of de maatregel onrechtmatig was en of er recht op schadevergoeding bestond.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, omdat de aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 wel degelijk in het dossier aanwezig was. Eiser had op 31 oktober 2024 een aanwijzing gekregen en moest zich de volgende dag melden voor zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat het verblijf in de lounge voor de duur van één nacht acceptabel is en dat er geen grond is om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig was. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.