ECLI:NL:RBDHA:2024:21055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, die een asielaanvraag had ingediend. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. H. Loth en mr. E. van der Weijden, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 8 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De bewaring werd op 26 november 2024 opgeheven, waarna partijen toestemming gaven voor schriftelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, en dat er geen aanwijzingen waren dat eiser na de opheffing van de maatregel op 27 november 2024 nog in detentie verbleef. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring in overeenstemming was met de Vreemdelingenwet en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. Aangezien de rechtbank geen onrechtmatigheid kon vaststellen, werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en werd openbaar gemaakt op 13 december 2024.