ECLI:NL:RBDHA:2024:21045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
23/8229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling van verzoek om bij vaststelling van aanvullende beurs geen rekening te houden met inkomen van vader

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot buitenbehandelingstelling van haar verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader. Verweerder heeft het verzoek om loskoppeling in het primaire besluit van 12 juli 2023 buiten behandeling gesteld, en in het bestreden besluit van 27 november 2023 is verweerder bij dat besluit gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024 op zitting behandeld, waarbij eiseres, haar moeder, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2023 verzocht om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van haar recht op een aanvullende beurs, omdat er sprake is van een ernstig structureel conflict. Verweerder heeft eiseres op 23 mei 2023 om aanvullende informatie verzocht, maar omdat eiseres deze informatie niet tijdig heeft ingediend, heeft verweerder het verzoek buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft betoogd dat het verzoek ten onrechte buiten behandeling is gesteld en dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buitenbehandelingstelling gebruik heeft kunnen maken. Eiseres heeft niet de gevraagde informatie verstrekt, en de rechtbank concludeert dat verweerder niet gehouden was om alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen op basis van stukken die in de beroepsfase zijn overgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten of het betaalde griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8229

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonpaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Salhi),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Remmelts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het
besluit tot buitenbehandelingstelling van haar verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader (het verzoek om loskoppeling).
1.1
Verweerder heeft het verzoek om loskoppeling in het primaire besluit van
12 juli 2023 buiten behandeling gesteld. In het bestreden besluit van 27 november 2023 is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de moeder van eiseres, [naam] namens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft verweerder op 24 januari 2023 verzocht om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van haar recht op een aanvullende beurs, omdat sprake is van een ernstig structureel conflict. Ter onderbouwing van haar verzoek om loskoppeling heeft eiseres de echtscheidingsbeschikking van haar ouders en het ouderschapsplan overgelegd. Op 14 februari 2023 heeft eiseres een korte verklaring van haarzelf en van haar huisarts en een verklaring van haar vader (de verklaringen) overgelegd. Op 11 mei 2023 heeft eiseres deze verklaringen opnieuw opgestuurd.
3. Bij brief van 23 mei 2023 heeft verweerder eiseres om aanvullende informatie verzocht om haar verzoek om loskoppeling te kunnen afhandelen, te weten: een uitgebreide verklaring van eiseres en haar moeder over de verbroken ouder-kind relatie, uitleg van de moeder van eiseres omtrent het niet aanvragen van alimentatie en tenminste één uitgebreide recente verklaring van een deskundige die beschrijft hoe het conflict is ontstaan, wat de oorzaak is van het ontbreken van contact en sinds wanneer het contact verbroken is. In dezelfde brief is eiseres erop gewezen dat de gevraagde verklaringen en gegevens absoluut noodzakelijk zijn om een beslissing te kunnen nemen en dat het verzoek om loskoppeling niet in behandeling wordt genomen als de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn van zes weken wordt ontvangen.
4. Omdat eiseres de gevraagde informatie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ingediend, heeft verweerder het verzoek om loskoppeling in het primaire besluit buiten behandeling gesteld.
5. Op 12 juli 2023 heeft eiseres opnieuw de verklaringen opgestuurd en op 18 juli 2023 heeft eiseres op de brief van verweerder van 23 mei 2023 gereageerd, waarbij zij de verklaringen opnieuw heeft opgestuurd.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat eiseres de gevraagde informatie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ingediend.
Wat vindt eiseres in beroep?
7. Eiseres stelt dat het verzoek om loskoppeling ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Verweerder had het verzoek inhoudelijk moeten beoordelen aan de hand van de opgestuurde gegevens. De brief van 23 mei 2023 is bovendien ten onrechte niet ook aan de gemachtigde verzonden, waardoor niet tijdig daarop is gereageerd. Eiseres vindt het volstrekt onduidelijk welke stukken verweerder nog nodig heeft om haar verzoek om loskoppeling inhoudelijk te kunnen behandelen. Eiseres stelt verder dat zij ten onrechte niet is gehoord en dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb).
Wat vindt verweerder in beroep?
8. Verweerder stelt dat het verzoek om loskoppeling terecht buiten behandeling is gesteld. In de brief van 23 mei 2023 is exact aangegeven welke gegevens eiseres moest overleggen. Eiseres heeft telkens dezelfde stukken ingediend, maar de gevraagde documenten heeft zij niet verstrekt. Dat de brief van 23 mei 2023 niet ook aan de gemachtigde is gezonden is een onvolkomenheid, maar de ontvangst van die brief wordt door eiseres niet ontkend en op 12 juli 2023 is op die brief gereageerd. Gelet daarop kan het gebrek gepasseerd worden. Van schending van de hoorplicht is geen sprake.
Wat is het toetsingskader?
9. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het buiten behandeling stellen van een aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb is geen verplichting, maar een discretionaire bevoegdheid waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
10. Vaststaat dat eiseres de brief van 23 mei 2023 heeft ontvangen. Uit gedingstuk 13.54 blijkt dat eiseres op 4 juli 2023 het kantoor van de gemachtigde heeft geïnformeerd over deze brief. De gemachtigde van eiseres heeft vervolgens op 12 juli 2023 op die brief gereageerd. De door verweerder gevraagde stukken zijn echter ook toen niet opgestuurd. De betreffende stukken zijn ook niet tijdens de bezwaarfase ingediend. Het bezwaarschrift van eiseres is door verweerder tevens aangemerkt als een nieuw verzoek om loskoppeling en bij brief van 18 september 2023 is eiseres opnieuw in de gelegenheid gesteld om de gevraagde gegevens in te dienen. Ook dat verzoek is door verweerder buiten behandeling gesteld, omdat de gevraagde informatie opnieuw niet is verstrekt. Eiseres is dus voldoende in de gelegenheid geweest om de gevraagde gegevens in te sturen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook aannemelijk dat eiseres niet is benadeeld door het feit dat de brief van 23 mei 2023 niet ook aan haar gemachtigde is gezonden. Voor zover de bekendmaking van de brief van 23 mei 2023 gebrekkig is geweest, ziet de rechtbank daarom aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
11. Verweerder heeft in zijn brief van 23 mei 2023 duidelijk vermeld welke gegevens eiseres nog moest overleggen, namelijk een uitgebreide verklaring van haarzelf en haar moeder, een uitgebreide verklaring van een deskundige en uitleg van de moeder van eiseres omtrent het niet aanvragen van alimentatie. Eiseres moest deze stukken uiterlijk 4 juli 2023 aanleveren. In de brief van 23 mei 2023 is eiseres erop gewezen dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen als de gevraagde informatie niet op tijd wordt ingediend. In de brief is tevens vermeld dat eiseres telefonisch contact kon opnemen met verweerder als de gestelde termijn niet haalbaar was of als zij vragen had over het door haar ingediende verzoek. Uit het dossier blijkt niet dat eiseres telefonisch contact heeft gezocht met verweerder over mogelijke onduidelijkheden die bij haar bestonden. Vaststaat dat eiseres de door verweerder gevraagde stukken niet heeft overgelegd, ook niet tijdens de bezwaarfase. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij wel degelijk een verklaring van haar moeder heeft overgelegd, maar de rechtbank constateert dat die verklaring niet in het dossier zit. Door het niet verstrekken van de gevraagde stukken heeft eiseres onvoldoende informatie verstrekt om het verzoek om loskoppeling te kunnen beoordelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buitenbehandelingstelling van het verzoek om loskoppeling gebruik heeft kunnen maken.
12. De door eiseres in beroep overgelegde brief van de psycholoog van 12 juni 2024 maakt het voorgaande niet anders. Nog daargelaten dat eiseres daarmee niet de door verweerder gevraagde stukken heeft overgelegd, volgt uit de rechtspraak dat verweerder
niet gehouden is om alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen als er stukken in de beroepsfase worden overgelegd. [2] De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting het voorstel gedaan om de moeder van eiseres aldaar te horen, maar de gemachtigde van verweerder heeft dit aanbod afgeslagen. Ook de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de moeder van eiseres ter zitting te horen. De rechtbank geeft eiseres wel mee dat zij op elk moment een nieuw verzoek om loskoppeling kan indienen bij verweerder.
13. Eiseres heeft verder verzocht haar bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft in het bestreden besluit op het bezwaarschrift gereageerd. Voor zover eiseres in beroep niet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan deze beroepsgrond hierom al niet slagen.
14. Eiseres heeft nog aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van artikel 7.3 van de Wet studiefinanciering 2000 hiertoe niet gehouden was. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met enig abbb.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het betaalde griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2022:2793.