ECLI:NL:RBDHA:2024:2104
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een statushouder uit Roemenië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, een statushouder uit Roemenië, had op 29 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 3 november 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser al internationale bescherming geniet in Roemenië, waar hij op 27 juni 2023 asiel heeft verkregen. Eiser betwist dat hij nog bescherming geniet, omdat zijn relatie met zijn partner is verbroken en hij onder slechte omstandigheden heeft geleefd. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming meer heeft en dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Roemenië zijn verplichtingen nakomt.
De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet kan terugkeren naar Roemenië en dat er geen sprake is van een sterke band met dat land. Eiser heeft niet aangetoond dat hij hulp heeft gezocht bij Roemeense autoriteiten of dat hij niet in staat was om zijn rechten als statushouder te effectueren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.