ECLI:NL:RBDHA:2024:2104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
NL23.35474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een statushouder uit Roemenië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, een statushouder uit Roemenië, had op 29 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 3 november 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser al internationale bescherming geniet in Roemenië, waar hij op 27 juni 2023 asiel heeft verkregen. Eiser betwist dat hij nog bescherming geniet, omdat zijn relatie met zijn partner is verbroken en hij onder slechte omstandigheden heeft geleefd. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming meer heeft en dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Roemenië zijn verplichtingen nakomt.

De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet kan terugkeren naar Roemenië en dat er geen sprake is van een sterke band met dat land. Eiser heeft niet aangetoond dat hij hulp heeft gezocht bij Roemeense autoriteiten of dat hij niet in staat was om zijn rechten als statushouder te effectueren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 3 november 2023. Eiser heeft op 29 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. E.G. Grigorjan als waarnemer voor de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van eisers asielaanvraag, omdat eiser al internationale bescherming zou genieten in Roemenië. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
4. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en zijn nationaliteit is onbekend. Uit recente Eurodac gegevens blijkt dat eiser op 27 juni 2023 internationale bescherming heeft gekregen in Roemenië. Op 29 september 2023 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
4.1
De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser al sinds 27 juni 2023 internationale bescherming heeft in Roemenië, en het redelijk is voor hem om daar naartoe te gaan.
Heeft eiser nog internationale bescherming in Roemenië?
5. Eiser betwist dat hij nog internationale bescherming geniet in Roemenië nu zijn relatie met zijn partner, door wie hij een afhankelijke verblijfsvergunning heeft gekregen, is verbroken. Verder betoogt hij dat hij daar onder verschrikkelijke omstandigheden heeft moeten leven. Om die reden kan hij niet worden teruggestuurd. Op de gronden die hij in dat verband naar voren brengt gaat de rechtbank hierna in.
5.1
Uit recente gegevens uit Eurodac blijkt dat eiser sinds 27 juni 2023 internationale bescherming geniet in Roemenië. In beginsel wordt van deze gegevens uitgegaan. Er is niet aangetoond en gebleken dat eiser geen bescherming meer heeft. De staatsecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat eiser een verblijfsvergunning heeft in Roemenië. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een sterke band met Roemenië in de zin van artikel 3:106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000)?
6. Eiser voert aan dat er geen sprake is van een zodanige band met Roemenië dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dit land terug te gaan. Het verkrijgen van een afhankelijke verblijfsvergunning via zijn toenmalige partner van wie hij gescheiden is en met wie hij geen contact meer mee heeft, alsmede het ervaren van alleen maar problemen in Roemenië is onvoldoende om te stellen dat er sprake is van een sterke band in de zin van artikel 3:106a, tweede lid, van het Vb 2000. Eiser geeft aan dat het standpunt van de staatssecretaris onvoldoende is gemotiveerd en dat er geen aandacht is besteed aan alle relevante feiten en omstandigheden van eiser, zoals aard, duur en omstandigheden van zijn eerdere verblijf in Roemenië.
6.1
Uit vaste rechtspraak blijkt dat wanneer een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie is erkend als vluchteling, dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb2000. [2] Dit hoeft niet nader te worden gemotiveerd. Nu eiser internationale bescherming geniet in Roemenië, is dat voldoende om te spreken van een sterke band met dit land en hoeft dit niet nader gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan de staatssecretaris wat betreft Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiser betoogt dat bij terugkeer naar Roemenië het niet zeker is hoe Roemenië met zijn procedure zal omgaan, nu hij niet heeft voldaan aan integratie binnen één jaar en geen werk en woning heeft kunnen vinden waardoor hij genoodzaakt op straat heeft moeten leven. Er is niet voldaan aan de Opvangrichtlijn en er is misbruik gemaakt van zijn kwetsbare situatie als vluchteling. Eiser verwijst naar het AIDA Country report, Romania mei 2023, update 2022 waaruit onder meer blijkt van een beperkte budget voor vreemdelingen. Ook volgt uit dit rapport en dat er geen sociale huurwoningen zijn te vinden en dat particuliere woningen voor een vreemdeling onbetaalbaar zijn, zeker wanneer je geen kans hebt gehad de taal eigen te maken. Er is volgens eiser sprake van systematische tekortkomingen en strijd met artikel 3 van het EVRM.
7.1.
De rechtbank overweegt dat statushouders aan hun internationale beschermingsstatus de rechten kunnen ontlenen die hen zijn toegekend in de Kwalificatierichtlijn en het Vluchtelingenverdrag. In de Kwalificatierichtlijn zijn normen vastgesteld voor de inhoud van de internationale bescherming die een lidstaat van de Europese Unie (EU) aan onderdanen van derde landen verleent en de verplichtingen die dit voor de statusverlenende lidstaat met zich brengt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Roemenië die verplichtingen nakomt. Dit heeft de Afdeling op 7 maart 2023, nogmaals bevestigd in een zaak van een statushouder [3] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval de verplichtingen niet worden nagekomen of dat in Roemenië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.
7.2
Eiser heeft verklaard dat hij in Roemenië geen werk had. Hij heeft wel pogingen ondernomen om werk te vinden maar dat is niet gelukt. Hij heeft geen hulp gevraagd bij Roemeense instanties of autoriteiten voor het vinden van werk. Daarnaast beheerst eiser de taal niet. Hij heeft zich wel laten inschrijven op een school maar moest wachten tot hij opgeroepen werd. Verder heeft eiser verklaard dat hij wel een huurwoning heeft gehad maar deze moest verlaten omdat hij deze niet meer kon betalen. Hij heeft hulp gevraagd bij de Roemeense autoriteiten en moest wachten tot hij opgeroepen werd. Toen hij niet werd opgeroepen, heeft hij hierover niet geklaagd maar is naar Nederland gereisd.
7.3
Uit het AIDA-rapport, update 2023, waarnaar eiser heeft verwezen, leidt de rechtbank af dat statushouders recht hebben op toegang tot werk, gezondheidszorg, onderwijs en sociale voorzieningen onder dezelfde voorwaarden als Roemeense staatsburgers. Hoewel er volgens het rapport sprake is van obstakels, blijkt niet dat er geen mogelijkheden zijn. Het is aan eiser om deze rechten als statushouder te effectueren en voor zover nodig de hulp in te roepen van de Roemeense autoriteiten of de daarvoor geëigende instanties. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geklaagd heeft bij de autoriteiten van Roemenië en heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij inspanningen heeft verricht om hulp in te roepen over zijn situatie voor wat betreft werk, scholing of huur van een woning. Eiser heeft, toen hij zijn woning heeft moeten verlaten, niet afgewacht of de autoriteiten hem konden helpen aan woning of werk maar is na een korte periode doorgereisd naar Nederland. Hieruit volgt echter niet dat de Roemeense autoriteiten eiser niet zouden kunnen helpen. Van een situatie dat eiser bij terugkeer buiten zijn wil zou terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiele deprivatie is zoals de staatssecretaris terecht opmerkt niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser vreest verder om slachtoffer te worden van pushbacks. Dit is volgens eiser een fundamentele systeemfout in de asielprocedure waarmee de hoge drempel van zwaarwegendheid wordt bereikt. Uit de update van het AIDA rapport volgt dat het in Roemenië om een grote aantallen mensen gaat in de afgelopen jaren.
8.1
De rechtbank overweegt dat in een recente uitspraak van 27 december 2023 [4] de Afdeling heeft geoordeeld dat aan de buitengrenzen van Roemenië sprake is van pushbacks, maar niet dat pushbacks ook verder landinwaarts plaatsvinden. Deze zaak betrof een vreemdeling die als Dublinclaimant werd overgedragen. De feitelijke constatering is dat pushbacks enkel aan de grens plaatsvinden. Dat Dublinclaimanten hiervoor niet hebben te vrezen en de omstandigheid dat eiser (reeds) een statushouder is, waardoor hij reeds internationale bescherming geniet in Roemenië, maken onvoldoende aannemelijk dat statushouders te maken krijgen met pushbacks. Deze beroepsgrond slaagt niet

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.