Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
gemachtigden: mr. R.H. Maatman en mr. K.W.H. Broekhuizen,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. F.M.A. ’t Hart en mr. F. Wolthuis Scheeres.
1.Kern van de zaak
2.Procedure
- de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8;
- de e-mailbrief van Aegon van 9 oktober 2024 met aanvullende producties 9 en 10;
- de akte overlegging nadere productie van Curatoren met aanvullende productie 8;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 en de schriftelijke
3.Feiten
- het batig saldo na liquidatie Stichting Pensioenfonds Hoogenbosch Beheer;
- het eventueel aanwezige saldo uit het voorgaande jaar;
- de door de verzekeraar op grond van de uitvoeringsovereenkomst ter beschikking gestelde overrente zoals vastgesteld in bijlage III Overrentetoerekening.
4.Vordering, grondslag en verweer
tgerealiseerde (positieve) overrente toekomt aan [eiser 1] c.s. voor zover die overrente in jaar
t+1niet is of wordt aangewend voor indexatie en Curatoren aan Aegon de Werkgeversverklaring hebben doen toekomen;
t’) gerealiseerde overrente die niet in het opvolgende jaar (‘
t+1’) voor toeslag is of zal worden aangewend aan [eiser 1] c.s. toekomt. Toekomstige indexatie tijdens de inactieve periode speelt geen rol bij het in deze clausule geformuleerde criterium ‘zodanig hoog’, door de uitzondering ‘anders dan door indexatie ten tijde van de inactieve periode’ die daarin is opgenomen. Omdat alle deelnemers nu inactief zijn, is, vanwege deze indexatie-uitzondering, het saldo immers altijd voldoende om alle rechten te dekken. Daarom moet Aegon de behaalde overrente aan [eiser 1] c.s. betalen als zij daar via een Werkgeversverklaring om vragen. Als dit niet wordt gevolgd, ligt het in de rede dat de Overrente-clausule op jaarbasis wordt toegepast. Er wordt immers elk jaar beoordeeld of er overrente is en of er sprake is van indexatie. Deze subsidiaire uitleg past ook bij de systematiek van indexatie die het Bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) destijds toepaste bij het opstellen van de Overrente-clausule.
5.Beoordeling
contra proferentemal naar gelang de omstandigheden een algemeen mee te wegen gezichtspunt zijn. [2] Volgens dit gezichtspunt komen onduidelijkheden in de uitleg van een beding voor rekening van de opsteller van het beding.
niet zijnde indexaties gedurende de inactieve periode. Volgens Curatoren brengt de Indexatie-uitzondering mee dat alle overrente die is gerealiseerd naar hen moet toevloeien.
wordt verdeeldover het saldo voor actieven en inactieven
conform(onderstreping ktr) Aanhangsel 8 lid 2. Aangezien lid 2 van Aanhangsel 8 echter alleen gaat over de indexatie van actieven (dus niet over een verdeling), terwijl in lid 5 is vermeld hoe het toeslagendepot wordt gevormd en dat de beschikbare overrente wordt verdeeld over het saldo voor de actieven en het saldo van de inactieven, begrijpt de kantonrechter deze verwijzing zo, dat bedoeld is een verdeling conform Aanhangsel 8 lid 5. Aanhangsel 8 bevat, zoals ook blijkt uit de feiten, voor het overige inhoudelijk een één-op-één kopie van de indexatie-afspraken die [eiser 1] c.s. met haar werknemers hebben gemaakt in de Basis Pensioenovereenkomst, enkel de nummering verschilt.
tenzijer geen overrente wordt behaald én het saldo van de toeslagendepot nihil is. Een andere voorwaarde voor indexatie is niet gemaakt. Uit het feit dat in artikel 8 van Bijlage III van de uitvoeringsovereenkomst, voorafgaand aan de Overrente-clausule wordt verwezen naar deze met de werknemers overeengekomen afspraken, leidt de kantonrechter af dat bij Aegon en [eiser 1] c.s. ook bij het opstellen van deze clausule de bedoeling heeft bestaan dat de beschikbare overrente, indien beschikbaar en nodig om de indexatie van pensioenen van inactieven tijdens de inactieve periode te (kunnen) financieren, daarvoor zou worden aangewend. De uitleg die Curatoren primair voorstaan op grond van de letterlijke tekst van de Overrente-clausule is daarmee niet verenigbaar. Die komt er immers op neer dat in een uitzonderingsbepaling het uitgangspunt van het met de werknemers overeengekomen voorwaardelijk recht op indexatie tijdens de inactieve periode niet alleen wordt beperkt, maar geheel terzijde wordt gesteld.
contra proferentem-regel hebben gedaan, kan hen niet baten, nu niet is komen vast te staan dat Aegon als opsteller van de Overrente-clausule heeft te gelden. Curatoren hebben weliswaar gesteld dat Aegon de clausule eenzijdig heeft opgesteld, maar Aegon heeft die stelling gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat de clausule afkomstig is van AON die op dat moment als adviseur van [eiser 1] c.s. optrad. Een onderbouwing van het tegendeel van deze betwisting is door Curatoren niet gegeven, zodat toepassing van het
contra proferentem-beginsel hierop afstuit. Om dezelfde reden wordt geen reden gezien om een verzwaarde stel- of onderbouwingsplicht aan de kant van Aegon aan te nemen, nog los dat onduidelijk is welke gegevens zich in het domein van Aegon bevinden die een dergelijke plicht rechtvaardigen.
tnodig is voor indexatie in het daaropvolgende jaar, maar dat is niet mogelijk toekomstige indexaties (in jaar
t+2en verder). Indien niet voor indexatie gebruikte overrente in jaar
t+1altijd aan de werkgever toekomt, zou die overrente niet meer aangewend kunnen worden voor toekomstige indexaties. Uit niets blijkt dat Aegon en [eiser 1] c.s. dit bedoeld hadden bij het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst.
135,00