ECLI:NL:RBDHA:2024:21017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/09/676577 / FT RK 24/1060, C/09/676578 / FT RK 24/1061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en niet-ontvankelijk verklaring WSNP-verzoek in het kader van schuldsanering

Op 4 december 2024 heeft de stichting Woonbron de woning van mevrouw [naam] willen ontruimen. Mevrouw [naam] heeft daarop de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de ontruiming voor zes maanden zou worden verboden. De rechtbank heeft dit verzoek op 13 december 2024 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige voorziening van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) geen op zichzelf staande voorziening is, maar bedoeld is ter ondersteuning van een minnelijk schuldsaneringstraject. Er moet een begin zijn gemaakt met dit traject, wat in dit geval niet is aangetoond. De rechtbank constateerde dat er geen schuldhulpverleningstraject was opgestart en dat mevrouw [naam] geen financiële stabiliteit had, aangezien haar uitkering was stopgezet en er geen andere inkomsten waren. Hierdoor was er geen basis voor het verlenen van een moratorium.

Daarnaast werd het verzoek van mevrouw [naam] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat de benodigde stukken ontbraken. De rechtbank zag geen reden om het verzoek aan te houden voor het aanleveren van deze stukken, gezien het ontbreken van een begin met het minnelijk schuldsaneringstraject. De rechtbank heeft uiteindelijk de verzochte voorlopige voorziening afgewezen en mevrouw [naam] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toepassing van de WSNP.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/676577 / FT RK 24/1060, C/09/676578 / FT RK 24/1061
vonnis op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 13 december 2024
[naam] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
hierna: mevrouw [naam] ,
advocaat: mr. M. Raaijmakers,
tegen
de stichting Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
hierna: Woonbron,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.A.M. Over de Vest.
Waar deze zaak over gaat
Op 4 december 2024 wilde Woonbron de woning van mevrouw [naam] ontruimen. Mevrouw [naam] heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming van haar woning voor zes maanden wordt verboden. De rechtbank wijst het verzoek af en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 2 december 2024 heeft mevrouw [naam] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft mevrouw [naam] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat Woonbron wordt verboden om de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] te ontruimen. Mevrouw [naam] huurt deze woning van Woonbron. De ontruiming stond gepland op 4 december 2024.
1.3.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 3 december 2024 Woonbron verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van mevrouw [naam] een eindbeslissing is genomen.
1.4.
De rechtbank heeft op 5 en 9 december 2024 aanvullende stukken ontvangen van de hierna genoemde beschermingsbewindvoerder en van mr. Raaijmakers.
1.5.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 9 december 2024. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam] ,
- mevrouw J. Agata, beschermingsbewindvoerder namens Jaap Bewindvoerders B.V.
Mr. Raaijmakers heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.
1.6.
De gemachtigde van Woonbron is opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen.

2.De beoordeling

Het verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening

2.1.
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw is geen op zichzelf staande voorziening, maar dient ter ondersteuning van een minnelijk schuldsaneringstraject. Deze voorziening heeft immers tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden (Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5). Hieruit blijkt dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk schuldsaneringstraject een begin moet zijn gemaakt, of in ieder geval hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt niet dat dit het geval is.
2.2.
Op de zitting is gebleken dat nog geen schuldhulpverleningstraject in gang is gezet. Aanmelding bij de schuldhulpverlening heeft nog niet plaatsgehad. Dit (mede) vanwege het ontbreken van financiële stabiliteit bij mevrouw [naam] . In juni van dit jaar is haar uitkering stopgezet en momenteel is nog niet duidelijk of en wanneer die uitkering weer zal worden toegekend. Mevrouw [naam] heeft ook geen (concreet uitzicht op) andere bronnen van inkomsten. Er is dus geen sprake van een voor het verlenen van een moratorium vereiste stabiliteit, aldus dat inkomsten en uitgaven in evenwicht zijn. Evenmin is gebleken dat dit op korte termijn zal of kan worden gerealiseerd.
2.3.
De rechtbank moet dan ook vaststellen dat niet is gebleken dat een begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. Niet is aannemelijk geworden dat hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de lopende huurtermijnen en de andere kosten van levensonderhoud volledig en tijdig kunnen en zullen worden betaald. Dit alles maakt dat de rechtbank het op artikel 287b Fw gebaseerde verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening zal afwijzen.
Het WSNP-verzoek
2.4.
Ten aanzien van het verzoek tot het toepassen van de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt mevrouw [naam] niet-ontvankelijk verklaard, nu de daarvoor benodigde stukken als bedoeld in artikel 285 Fw ontbreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit verzoek aan te houden om de stukken te completeren, omdat nog geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
- verklaart [naam] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.