ECLI:NL:RBDHA:2024:21015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.46197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was opgelegd op 5 september 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De minister heeft op 15 november 2024 de maatregel opgeheven, waarna de rechtbank het vooronderzoek op 29 november 2024 heeft gesloten zonder de zaak op zitting te behandelen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 17 september 2024. De gemachtigde van eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de maatregel van bewaring, en de rechtbank heeft ambtshalve geen onrechtmatigheid kunnen vaststellen. Gezien het feit dat de maatregel van bewaring is opgeheven, beperkte de beoordeling zich tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.J. van der Woude),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2024 heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
De rechtbank heeft de oplegging van deze maatregel van bewaring getoetst bij de uitspraak van 24 september 2024. [1]
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
De minister heeft op 15 november 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 29 november 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2. Uit de uitspraak van 24 september 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 17 september 2024) rechtmatig is.
3. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen de maatregel van bewaring. Voor zover de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel ambtshalve moet toetsen, is de rechtbank niet gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 24 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:15450.