ECLI:NL:RBDHA:2024:21

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
22_7415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de korpschef van politie om bepaalde politiegegevens te verwijderen, beoordeeld. Eiser had verzocht om de verwijdering van een registratie van 23 februari 2020, waarin bevindingen van de politie zijn vastgelegd naar aanleiding van een melding over een ruzie in zijn woning. Eiser stelt dat de registratie onjuiste gegevens bevat en dat er geen politiebemoeienis is geweest. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 november 2023, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft besloten dat het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming van de registratie gerechtvaardigd was.

De rechtbank oordeelt dat de registratie niet onjuist is en dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de registratie niet te verwijderen. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de feiten in de registratie onjuist zijn, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank benadrukt dat het correctierecht in de Wet politiegegevens niet bedoeld is om meningen of indrukken te corrigeren. De rechtbank concludeert dat de registratie noodzakelijk is voor de uitvoering van de algemene politietaak en dat het belang van het behoud van de registratie zwaarder weegt dan het belang van eiser bij verwijdering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie

(gemachtigde: mr. J.W.M.P. Dijkers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om politiegegevens in een registratie van 23 februari 2020 (de registratie) te verwijderen. Verweerder heeft daartoe besloten in het bestreden besluit van
31 oktober 2022.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Verder heeft verweerder de registratie aan de rechtbank gezonden met een verzoek om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten dat dit verzoek van verweerder gerechtvaardigd is.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder. Op de zitting heeft eiser toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. De rechtbank heeft daarom kennis kunnen nemen van de registratie.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De registratie heeft betrekking op bevindingen van de politie, naar aanleiding van een melding over een ruzie in de woning van eiser. Volgens eiser geeft de registratie een onjuiste weergave van de feitelijke gang van zaken en van verklaringen van hemzelf en zijn echtgenote. Eiser heeft daarom met verwijzing naar artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg) verzocht om de registratie te verwijderen. Volgens verweerder is er geen aanleiding de registratie te verwijderen. De daarin opgenomen gegevens zijn niet onjuist en moeten in de politiesystemen beschikbaar blijven voor het goed kunnen uitoefenen van de algemene politietaak.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat zijn verzoek tot verwijdering van de registratie niet had mogen worden afgewezen, omdat de registratie vele fouten, onwaarheden en onjuistheden bevat. Er is geen politiebemoeienis geweest naar aanleiding van een ruzie waarbij zijn vrouw en kinderen waren betrokken. Veilig Thuis heeft een na het politiebezoek ontvangen melding van de politie ook niet in behandeling genomen. Onder dwang heeft een onrechtmatige huiszoeking plaatsgevonden en hierover is eiser door de Nationale ombudsman in het gelijk gesteld. Voor de politietaak is het niet nodig de registratie te bewaren. Dat is ook niet nodig voor de behandeling van zijn aangiftes van strafbare feiten tegen politiemedewerkers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om verwijdering van de registratie heeft mogen weigeren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
4.1.
Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee een betrokkene het niet eens is, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek van een betrokkene betrekking heeft op feiten, is het aan hem om aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn. [1]
4.2.
Niet in geschil is dat politiemedewerkers op 23 februari 2020 naar de woning van eiser zijn gegaan, naar aanleiding van een melding van een derde over een ruzie in de woning. De politiemedewerkers hebben de woning betreden en gesproken met eiser en vervolgens met de echtgenote van eiser. Het enkele feit dat de melding niet volledig geverifieerd kon worden door de politie, maakt niet dat deze (deels) moet worden verwijderd of gecorrigeerd omdat deze onjuistheden bevat. Daargelaten dat dit gelet op het grote aantal meldingen dat de politie ontvangt praktisch niet mogelijk is, verdient het vanuit een oogpunt van transparantie en eventueel later onderzoek de voorkeur om de melding weer te geven zoals deze is gedaan.
4.3.
Verder geldt dat de rechtmatigheid van dit politieoptreden in deze procedure niet ter beoordeling staat. Doorslaggevend is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de registratie feitelijk onjuiste gegevens bevat. Na kennisneming van de registratie is de rechtbank van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. In de registratie ziet de rechtbank ook geen feitelijkheden vermeld die strijdig zijn met bevindingen van de Nationale ombudsman.
4.4.
De in de (vertrouwelijke) registratie opgenomen weergave van de gesprekken met eiser en zijn echtgenote kan indrukken, meningen en conclusies van politiemedewerkers bevatten. Eiser is het met die weergave niet eens, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat die feitelijke onjuistheden bevat. Anders dan eiser veronderstelt, is het ook niet zo dat de weergave van de gesprekken aan eiser en zijn echtgenote hadden moeten voorgelegd om die voor akkoord te ondertekenen. De weergave van de gesprekken houdt een interne verslaglegging in die nodig is voor het uitvoeren van de algemene politietaak. Daaraan komt niet de bewijskracht toe die bijvoorbeeld wordt gehecht aan een ondertekend proces-verbaal van een verhoor.
4.5.
De door eiser gestelde omstandigheid dat Veilig Thuis geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van een melding van de politie, brengt ook niet mee dat de registratie moet worden verwijderd. Daaruit blijkt namelijk niet dat de registratie zelf feitelijke onjuistheden bevat.
4.6.
Verweerder heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat meer gewicht toekomt aan het belang van behoud van de registratie voor de goede uitvoering van de algemene politietaak, dan aan het belang van eiser bij verwijdering van de registratie. Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk is dat de registratie aanleiding zal zijn om de volgens eiser voor zijn werkzaamheden benodigde verklaring omtrent het gedrag politiegegevens (VOG P) te weigeren, of dat dit tot een voor eiser negatieve uitkomst van een veiligheidsonderzoek zou leiden. Dat ligt onder meer niet voor de hand omdat eiser – zoals bevestigd door verweerder – in de registratie niet als verdachte van een strafbaar feit is aangemerkt. Verder moet de registratie worden vernietigd zodra zij niet meer nodig is voor de dagelijkse politietaak en moeten de daarin opgenomen politiegegevens uiterlijk vijf jaar na de eerste verwerking worden verwijderd. [2]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
2 januari 2024.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3122.
2.Dit volgt uit artikel 8, zesde lid, van de Wpg.