ECLI:NL:RBDHA:2024:21
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verwijdering van politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de korpschef van politie om bepaalde politiegegevens te verwijderen, beoordeeld. Eiser had verzocht om de verwijdering van een registratie van 23 februari 2020, waarin bevindingen van de politie zijn vastgelegd naar aanleiding van een melding over een ruzie in zijn woning. Eiser stelt dat de registratie onjuiste gegevens bevat en dat er geen politiebemoeienis is geweest. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 november 2023, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft besloten dat het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming van de registratie gerechtvaardigd was.
De rechtbank oordeelt dat de registratie niet onjuist is en dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de registratie niet te verwijderen. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de feiten in de registratie onjuist zijn, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank benadrukt dat het correctierecht in de Wet politiegegevens niet bedoeld is om meningen of indrukken te corrigeren. De rechtbank concludeert dat de registratie noodzakelijk is voor de uitvoering van de algemene politietaak en dat het belang van het behoud van de registratie zwaarder weegt dan het belang van eiser bij verwijdering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.