ECLI:NL:RBDHA:2024:20960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.39928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Oukil, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig een besluit is genomen op haar asielaanvraag. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 8 november 2024 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank Zwolle ontvangen op 12 juni 2024, waarin was bepaald dat de minister binnen vier weken na die uitspraak opnieuw moest beslissen op haar aanvraag. Aangezien de minister deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiseres beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft het bedrag voor de proceskosten vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op 8 november 2024 bekendgemaakt. Eiseres kan, indien zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.39928
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. S. Oukil),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 12 juni 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:3139). In die uitspraak staat dat verweerder binnen vier weken na verzending van die uitspraak opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. In het geval van eiser is het niet vereist dat hij daartoe eerst aan verweerder een zogenoemde ingebrekestelling stuurt. Immers, de rechtbank heeft in haar genoemde uitspraak van 12 juni 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn gesteld voor het nemen van een besluit op de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen die termijn een besluit heeft genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
3. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.2 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.3
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
4. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een termijn van twee weken op te leggen. Net als in de uitspraak van 12 juni 2024 stelt de rechtbank vast dat de beslistermijn van 21 maanden4 is overschreden.
5. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.5 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
6. Eiser is inmiddels gehoord. De rechtbank gaat er nu vanuit dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing op de aanvraag te komen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
7. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de andere uitspraak van
30 november 20226 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.7
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat
4 Zoals neergelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
7 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.