In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, waarop verweerder, de minister van Asiel en Migratie, binnen een door de rechtbank gestelde termijn van vier weken geen beslissing had genomen. Eiseres stelt dat verweerder in gebreke is gebleven en heeft daarom beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na 8 november 2024 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit dat nader onderzoek nodig is, moet dit besluit binnen zestien weken na 8 november 2024 bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 2 december 2024.