ECLI:NL:RBDHA:2024:20955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.41160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op gecombineerde mvv aanvragen in het kader van nareis en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, waarop verweerder, de minister van Asiel en Migratie, binnen een door de rechtbank gestelde termijn van vier weken geen beslissing had genomen. Eiseres stelt dat verweerder in gebreke is gebleven en heeft daarom beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na 8 november 2024 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit dat nader onderzoek nodig is, moet dit besluit binnen zestien weken na 8 november 2024 bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 2 december 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.41160
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. H. Hassan),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 21 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:13659). In die uitspraak staat onder meer dat verweerder binnen vier weken na verzending van die uitspraak moet beslissen op de aanvraag van eiseres, indien verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt. Verweerder heeft geen melding gemaakt aan eiseres dat hij dit nodig acht. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder binnen de opgelegde termijn geen beslissing heeft genomen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis en een mvv voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’ in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft in het verweerschrift van 8 november 2024 aangegeven dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. Ook staat in dit verweerschrift dat de aanvraag van eiseres inmiddels in behandeling is genomen.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de genoemde uitspraak van 21 juni 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
7. In het verweerschrift van 8 november 2024 licht verweerder toe dat hij voornemens is om eiseres een termijn te bieden voor het completeren van de aanvragen. Afhankelijk van de reactie van eiseres hierop, beoordeelt verweerder of nader onderzoek nodig is. Tegen deze achtergrond verzoekt verweerder de rechtbank een nadere beslistermijn van twintig weken op te leggen7.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder in het verweerschrift van 15 januari 2024, dat ingediend is in de procedure van de uitspraak van 21 juni 2024, tevens heeft verzocht om een termijn van twintig weken. In de uitspraak van 21 juni 2024 heeft de rechtbank verweerder de mogelijkheid geboden om binnen zestien weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen indien nader onderzoek nodig was. Verweerder heeft daar toen geen gebruik van gemaakt. Bovendien overweegt de rechtbank dat het stappenplan van de uitspraak waarnaar verweerder verwijst niet wordt toegepast bij opvolgende beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen.
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9. De rechtbank heeft verweerder in de uitspraak van 21 juni 2024 al een nadere beslistermijn van in ieder geval vier en maximaal zestien weken gegeven. Verweerder heeft deze termijn laten verstrijken zonder een beslissing uit te vaardigen. Al hierin ziet de rechtbank geen aanleiding om nu een nadere beslistermijn van maximaal twintig weken te geven. De rechtbank begrijpt uit het verweerschrift van 8 november 2024 dat verweerder het dossier van eiseres aan een behandelaar heeft toegewezen. In dit licht acht de rechtbank het nu passend om te bepalen dat verweerder binnen een termijn van acht weken na het verweerschrift moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Dit ligt anders als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en dat schriftelijk aan eiseres meedeelt. In dat geval moet het besluit binnen zestien weken na het verweerschrift bekend worden gemaakt.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.8
11. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om (opnieuw) de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen af. Deze dwangsom al is vastgesteld in de genoemde uitspraak van 21 juni 2024.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 9 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na 8 november 2024 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eiseres schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen zestien weken na 8 november 2024 bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 december 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.