ECLI:NL:RBDHA:2024:20944
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Polen
Op 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze was door de minister niet in behandeling genomen op grond van de verantwoordelijkheid van Polen voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval was de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk was, zoals bepaald in de Dublinverordening. De voorzieningenrechter constateerde dat het beroep van verzoeker niet binnen de uiterste overdrachtstermijn van 9 januari 2025 kon worden behandeld, wat de vereiste onverwijlde spoed rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.