ECLI:NL:RBDHA:2024:2091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
22_7008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking over waarde onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, die de waarde van de woning op 1 januari 2021 had vastgesteld op € 596.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 569.000.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. [naam 1], [naam 2], en [naam 3]. De rechtbank heeft het verzoek tot uitstel van de zitting, ingediend door de gemachtigde van de belanghebbende vanwege ziekte, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en dat de vergelijkingsobjecten die waren gebruikt voor de waardering voldoende vergelijkbaar waren met de woning van de belanghebbende.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen had voldaan en dat er geen schending was van het motiveringsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/7008

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende

(gemachtigde: (G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 11 oktober 2022 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2022 is vastgesteld op € 596.000 (de beschikking).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024.
Belanghebbende is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1], [naam 2], en [naam 3].

Overwegingen

Verzoek tot uitstel van de zitting

1. De gemachtigde van belanghebbende heeft de ochtend van de zitting schriftelijk aan de rechtbank bericht dat hij vanwege ziekte niet aanwezig is bij de zitting, daarbij heeft hij tevens een verzoek tot uitstel ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, nu het op de weg van gemachtigde had gelegen zorg te dragen voor vervanging. Dat gemachtigde geen vervanging kon regelen, komt, gelet op de omvang van diens organisatie, voor zijn rekening en risico te komen.
Waarde van de woning
2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Belanghebbende bepleit een waarde van € 569.000.
3. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar met de matrix en wat overigens is aangevoerd, aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. De rechtbank acht de door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning. In tegenstelling tot wat belanghebbende stelt, zijn de vergelijkingsobjecten gelegen in dezelfde wijk als de woning. Met de scheurvorming heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden door in de matrix uit te gaan van een matige staat van de woning. De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn stelling dat het perceel ondoelmatig is en dat hiermee in de waardering rekening moet worden gehouden. De blote stelling van belanghebbende dat het huis te groot is in verhouding tot de tuin, is hiervoor onvoldoende. De heffingsambtenaar heeft tot slot 28 m² van het perceel op nihil gewaardeerd omdat dit deel van het perceel sloot is. Hij heeft de grootte van de sloot op het perceel van belanghebbende onderbouwd aan de hand van een luchtfoto en kadastrale kaart.
Overleggen van stukken
5. Belanghebbende heeft gesteld dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase diverse stukken had moeten verstrekken waarover hij beschikte en waarmee belanghebbende de juistheid van de vastgestelde waarde kan controleren, dan wel waarmee de vastgestelde waarde inzichtelijk wordt gemaakt. De rechtbank stelt vast dat in de bezwaarfase het taxatieverslag met daarop drie referentiewoningen aan belanghebbende is toegezonden.
6. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen gebruik te maken van grondstaffels, liggingsfactoren, indexeringscijfers van de onderbouwingen naar de waardepeildatum en KOUDV-factoren. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Deze gegevens konden dus niet aan belanghebbende worden verstrekt. Belanghebbende heeft ook om de waardering van de bijgebouwen verzocht. De heffingsambtenaar is niet verplicht om deze te verstrekken. Waarderen is geen exacte wetenschap en het beoordelen van de juistheid van de waarde gaat niet over de vraag of de juiste bedragen van samenstellende onderdelen van het object zijn vastgesteld, maar om de beoordeling van de WOZ-waarde als geheel. [1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aan zijn verplichting van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ voldaan, ook in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023. [2]
7. Ook is de rechtbank niet gebleken van schending van het motiveringsbeginsel dan wel schending van enig ander rechtsbeginsel. De heffingsambtenaar is in de uitspraak op bezwaar voldoende ingegaan op de gronden van belanghebbende.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van P. Stegeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 19 mei 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:886.
2.Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052.