ECLI:NL:RBDHA:2024:209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot vaststelling van een bestuurlijke dwangsom in asielzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Het bestreden besluit, gedateerd 8 september 2022, betreft de asielaanvraag van eiser, die is ingewilligd, maar waarbij de staatssecretaris heeft geweigerd een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen dwangsom heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen hiermee instemden en het onderzoek schriftelijk is gesloten.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris op basis van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND niet verplicht was om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Dit artikel sluit de mogelijkheid van het verbeuren van een dwangsom uit voor besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken niet in strijd is met het beginsel van effectieve rechtsbescherming.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.