ECLI:NL:RBDHA:2024:20897
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische tandarts en de beoordeling van gezinsleven onder artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische tandarts, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1953, heeft op 24 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 20 januari 2023 werd afgewezen. Eiser is naar Nederland gekomen met zijn echtgenote, die inmiddels is overleden. Tijdens de beroepsprocedure heeft de rechtbank de zaak op 26 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de verweerder.
Eiser stelt dat hij in Syrië slachtoffer is geworden van bedreigingen en diefstal in zijn tandartspraktijk en dat hij de algemene veiligheidssituatie in Syrië als reden voor zijn vertrek aanvoert. De rechtbank oordeelt dat de Minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische problematiek van eiser en de schrijnendheid van zijn situatie, vooral na het overlijden van zijn echtgenote. De rechtbank concludeert dat de Minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er geen gezinsleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiser en zijn dochter, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiser niet goed is onderbouwd.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de Minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed, vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden in asielzaken, vooral in het licht van de schrijnendheid en de bescherming van gezinsleven.