ECLI:NL:RBDHA:2024:20892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/09/672317 / FA RK 24-6533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing, inschrijving basisschool en verdeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaatsnaam 1] en inschrijving van [minderjarige] op een basisschool aldaar. De vader, die het gezag over [minderjarige] deelt, voerde verweer en stelde dat de verhuizing niet noodzakelijk was en dat dit de zorgregeling zou schaden. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd achtte dat de verhuizing in het belang van [minderjarige] was. De rechtbank overwoog dat de huidige zorgregeling, waarbij de vader regelmatig contact heeft met [minderjarige], in het belang van het kind is en dat de verhuizing de betrokkenheid van de vader zou verminderen. De rechtbank concludeerde dat de wens van de moeder om te verhuizen ondergeschikt is aan de belangen van de vader en [minderjarige]. Daarnaast werd het verzoek van de vader om een vakantieregeling goedgekeurd, waarbij de vakanties in onderling overleg worden verdeeld. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechters M.F. Baaij, H.M. Boone en C. de Jong-Kwestro, met mr. S. Sluijmer als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6533
Zaaknummer: C/09/672317
Datum beschikking: 4 december 2024
Vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving basisschool en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 11 september 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.E. Visscher in Papendrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Jongkoen in ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het bericht van 23 september 2024 van de moeder, met bijlagen;
  • het bericht van 18 oktober 2024 van de vader;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vader, met bijlagen, ingekomen op 23 oktober 2024.
Op 7 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot maart 2022.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont bij de moeder.
  • De ouders zijn in onderling overleg de volgende zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat [minderjarige] bij de ouders is op:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en [minderjarige] in de Basisregistratie Personen in te mogen schrijven op het adres [adres] in ( [postcode] ) [plaatsnaam 1] ;
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] als leerling in te schrijven op de [school] in [plaatsnaam 1] .
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- ten aanzien van de verzoeken van de moeder:
  • de verzoeken van de moeder af te wijzen, althans de moeder niet-ontvankelijk te verklaren;
  • te bepalen dat deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard;
- ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de vader:
  • een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] in de ene week bij de vader verblijft en in de andere week bij de moeder, met het wisselmoment op vrijdagmiddag na de opvang of school, alsmede een vakantieregeling die in onderling overleg bij helfte wordt verdeeld, althans een zorgregeling die de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
  • als aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen: een latere ingangsdatum te bepalen dan de datum van de beschikking, te weten drie maanden (naar de rechtbank begrijpt) na de datum van deze beschikking, althans een latere ingangsdatum die de rechtbank geraden acht.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
De moeder voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat zij sinds twee jaar een bestendige relatie heeft met haar partner, [naam 2] . [naam 2] is gebonden aan [plaatsnaam 1] , omdat hij uit een eerdere relatie twee kinderen heeft van vijftien en twaalf jaar oud die om de week een hele week bij hem zijn. [naam 2] heeft een koopwoning in [plaatsnaam 1] en de moeder en [minderjarige] brengen daar op dit moment al veel tijd door. [minderjarige] heeft, net als de kinderen van [naam 2] , een eigen slaapkamer in de woning van [naam 2] en de woning is gelegen in een kindvriendelijke buurt. De moeder en [naam 2] hebben samen ook een kinderwens en gezinsuitbreiding is mogelijk in de woning van [naam 2] . Dat is niet mogelijk in de huurwoning van de moeder in [plaatsnaam 2] en mede daarom is het niet mogelijk dat [naam 2] naar [plaatsnaam 2] verhuist. Gelet op dit alles, is het volgens de moeder noodzakelijk en in het belang van [minderjarige] om te verhuizen naar [plaatsnaam 1] . De moeder begrijpt dat een verhuizing consequenties heeft voor het contact tussen de vader en [minderjarige] , maar zij is bereid om de zorgregeling te wijzigen, zodat de verhuizing van [minderjarige] niet zal leiden tot een vermindering van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Zij heeft daartoe al een voorstel gedaan aan de vader voor een uitgebreide weekendregeling. Daarmee is de verhuizing van [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] volgens de moeder ook voldoende doordacht en voorbereid. De moeder erkent verder dat de verhuizing extra kosten met zich zal brengen. Zij is daarom bereid om de door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] te verlagen. Ook is zij bereid om het halen en brengen van [minderjarige] op zich te nemen.
De vader heeft begrip voor de situatie van de moeder, maar volgens hem bestaat er geen noodzaak voor de moeder om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en heeft de moeder de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid. De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder niet gebonden is aan [plaatsnaam 1] . Het feit dat de koopwoning van [naam 2] geschikt is voor alle kinderen en de kinderwens van de moeder en [naam 2] , maken een verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] niet noodzakelijk. De moeder en [naam 2] kunnen ook in deze regio op zoek naar een geschikte koopwoning en [naam 2] kan zijn huidige koopwoning – mogelijk met overwaarde – verkopen. De moeder heeft in een eerder stadium ook aangegeven dat zij de mogelijkheid om naar [plaatsnaam 3] te verhuizen heeft onderzocht. Dat [naam 2] mogelijk aan [plaatsnaam 1] gebonden is vanwege een week-op-week-af-regeling met zijn kinderen, geldt ook voor de moeder die gebonden is aan de regio [regio] vanwege de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . Daarnaast hebben de vader en zijn partner, [naam 3] , ook een kinderwens. Het is ook daarom belangrijk dat de ouders dicht bij elkaar wonen, zodat [minderjarige] onderdeel kan zijn van beide gezinnen. Met een verhuizing van [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] kan de vader verder niet optimaal invulling geven aan het ouderschap over [minderjarige] . De vader zal te weinig contact hebben met [minderjarige] en zijn dagelijkse taken als vader komen te vervallen; hij heeft geen contact meer met school en zal niet betrokken zijn bij vriendjes en vriendinnetjes, muziek- of sportactiviteiten. De moeder heeft in dat kader geen realistische alternatieven en maatregelen geboden om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] te verzachten. De zorgregeling die de moeder heeft voorgesteld, is niet haalbaar en niet in het belang van [minderjarige] . Zij zal op vrijdag school moeten missen en dat is niet goed voor haar ontwikkeling. De (financiële) compensatie die de moeder aanbiedt, is volgens de vader ook ontoereikend. Tot slot geeft de vader aan dat [minderjarige] is geworteld in de regio [regio] .
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Omdat de vader geen toestemming geeft en het niet is gelukt om op de zitting een vergelijk tussen de ouders te beproeven, zal de rechtbank een beslissing nemen op het verzoek van de moeder om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] . De rechtbank neemt een beslissing die haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
Uit vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) volgt echter dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van in dit geval [minderjarige] bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling moet de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en die tegen elkaar afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige] dus een eerste overweging is, neemt dat niet weg dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval andere belangen zwaarder kunnen wegen. Vooral de volgende omstandigheden en belangen worden meegewogen bij de beslissing:
  • het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de vader te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de vader en [minderjarige] op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de vader en [minderjarige] voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van [minderjarige] , haar mening en de mate waarin zij is geworteld in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van het contact na de verhuizing.
De rechtbank overweegt tegen deze achtergrond als volgt. In deze procedure gaat het enerzijds om het belang van de moeder die in beginsel het recht heeft om haar leven (opnieuw) in te richten door met [minderjarige] te verhuizen naar de woning van [naam 2] in [plaatsnaam 1] . Anderzijds gaat het om het belang van de vader om betrokken te zijn en te blijven bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , regelmatig contact te hebben met haar en haar in zijn directe omgeving te zien opgroeien.
Net als de vader overigens, begrijpt de rechtbank de wens van de moeder om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen. De rechtbank is echter van oordeel dat de moeder, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de vader, de noodzaak voor deze verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd en de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid.
Uit de stukken en dat wat met de ouders op de zitting is besproken, blijkt dat de voorgenomen verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] overwegend is ingegeven door de gebondenheid van [naam 2] aan [plaatsnaam 1] . Zijn kinderen, met wie hij een week-op-week-af-regeling heeft, wonen daar en hij heeft daar een geschikte koopwoning. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet komen vast te staan waarom het contact tussen de vader en [minderjarige] zou moeten verminderen en niet het contact tussen [naam 2] en zijn kinderen. De moeder heeft aangegeven dat een wijziging van de zorgregeling tussen [naam 2] en zijn kinderen niet is besproken. Ook is door de moeder en [naam 2] niet concreet gekeken naar andere woonplaatsen om naartoe te verhuizen die dichter in de buurt van [regio] liggen. Weliswaar heeft de moeder in een eerder stadium tegen de vader [plaatsnaam 3] als optie genoemd, maar de moeder heeft op de zitting aangegeven dat dit plan nooit concreet is geweest en dat op dit moment alleen een verhuizing naar [plaatsnaam 1] voor haar een optie is. Dat de koopwoning van [naam 2] in [plaatsnaam 1] betaalbaar en geschikt is, in een kindvriendelijke omgeving ligt en dat de moeder daarbij de mogelijkheid heeft om zich fulltime op het moederschap te richten, zijn ieder voor zich noch in onderlinge samenhang bezien een (dringende) noodzaak voor de moeder om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] . Ook in de regio [regio] is het als tweeverdieners mogelijk een koopwoning te vinden met een eigen slaapkamer voor alle gezinsleden. De voorgenomen verhuizing is daarmee naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende doordacht en voorbereid. Ook is door de moeder onvoldoende gekeken naar alternatieven. Omdat [naam 2] inmiddels in [plaatsnaam 4] werkt, had bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar woonplaatsen die op de route tussen [regio] en [plaatsnaam 4] ligt, zoals op de zitting door de rechtbank is voorgehouden.
De rechtbank is verder gebleken dat de ouders na hun uiteengaan in onderling overleg in eerste instantie een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] zijn overeengekomen, waarbij [minderjarige] iedere week van donderdagmiddag uit de opvang tot zaterdagmiddag 17.00 uur bij de vader verbleef. De zorgregeling is nadien in onderling overleg aangepast en op dit moment geldt sinds twee à drie maanden een zorgregeling waarbij [minderjarige] in een vierwekelijks schema van donderdagmiddag tot vrijdagmiddag, van donderdagmiddag tot zondagmiddag, van woensdagmiddag tot vrijdagmiddag en van donderdagmiddag tot zondagmiddag bij de vader is. De rechtbank stelt daarmee vast dat de vader op dit moment geen ‘weekendvader’ is. [minderjarige] is regelmatig bij de vader en de vader brengt en haalt [minderjarige] ook naar en van de opvang. Op die manier is de vader betrokken bij het dagelijks leven van [minderjarige] en zorgt hij voor haar. Deze zorgregeling verloopt goed – zij het dat de vader de zorgregeling nog verder wil uitbreiden – en de ouders hebben hierover goed onderling contact. Naar het oordeel van de rechtbank staat bij een verhuizing van [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] vast dat de huidige zorgregeling niet langer kan worden uitgevoerd. Gelet op de grote reisafstand tussen [regio] en [plaatsnaam 1] en het feit dat [minderjarige] binnenkort vier jaar oud wordt en naar de basisschool gaat, zal dan alleen nog sprake kunnen zijn van een weekendregeling. Daarmee wordt de ouderrol van de vader naar het oordeel van de rechtbank te fors ingeperkt. Immers, de verhuizing heeft tot gevolg dat de vader geen rol meer kan vervullen in het doordeweekse leven van [minderjarige] en dat de vader niet meer in direct contact staat met de opvang/de basisschool, (de ouders van) vriendjes en vriendinnetjes en naschoolse activiteiten van [minderjarige] . De in dat kader door de moeder voorgestelde nieuwe zorgregeling, waarbij [minderjarige] om de week een langer weekend bij de vader zal zijn, compenseert dit verlies aan contact naar het oordeel van de rechtbank niet. Een langere weekendregeling, waarbij [minderjarige] vanaf woensdag- of donderdagavond al bij de vader is, acht de rechtbank voorts ook niet in het belang van [minderjarige] . Het is immers niet haalbaar en in het belang van [minderjarige] dat de vader haar op donderdag en vrijdag naar school toe brengt en van school ophaalt. Het afleggen van deze reisafstand is te belastend voor [minderjarige] en de vader. [minderjarige] is weliswaar tot [geboortedatum] 2026 niet leerplichtig, maar het eventueel missen van schooldagen is ook op deze leeftijd naar het oordeel van de rechtbank niet goed voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Verder heeft de moeder weliswaar gezegd dat zij bereid is tot een ruime zorgregeling in de vakanties, maar heeft die bereidheid onvoldoende geconcretiseerd en daartoe ook geen verzoeken gedaan.
De rechtbank heeft verder meegewogen dat wanneer [minderjarige] ouder wordt, de kans bestaat dat zij zich meer zal willen richten op contact met haar vriendjes en vriendinnetjes en naschoolse activiteiten en in die situatie mogelijk niet meer om het weekend bij de vader in [regio] wil doorbrengen. De mogelijkheden voor een wat flexibelere zorgregeling, waarbij regelmatig contact bestaat met de vader, is lastig realiseren bij deze reisafstand. Als de ouders dichterbij elkaar blijven wonen, kan [minderjarige] wekelijks contact met de vader blijven houden. Dit zal niet mogelijk zijn als [minderjarige] met de moeder in [plaatsnaam 1] woont en de vader in [regio] . Een verhuizing naar [plaatsnaam 1] leidt er naar het oordeel van de rechtbank zodoende toe dat de rol van de vader in het leven van [minderjarige] fors wordt ingeperkt, dat hij geen deel meer uitmaakt van het dagelijkse leven van [minderjarige] en dat de kans aanwezig is dat de contacten tussen hen op de lange duur nog verder zullen verminderen. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] .
Concluderend is de wens van de moeder om samen met [naam 2] en [minderjarige] in [plaatsnaam 1] te wonen een rechtens te respecteren wens, maar naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikt aan de zwaarwegende belangen van de vader en van [minderjarige] op behoud van de huidige situatie waarin hij een wezenlijke rol vervult in het leven van [minderjarige] .
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen zal afwijzen.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
Omdat de rechtbank het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen zal afwijzen, zal de rechtbank het daarmee samenhangende verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de [school] in [plaatsnaam 1] bij gebrek aan belang ook afwijzen.
Geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad en latere ingangsdatum
Omdat de rechtbank het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen zal afwijzen, hoeven de verzoeken van de vader om deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en om een latere ingangsdatum te bepalen dan de datum van de beschikking niet meer te worden besproken.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De vader voert aan dat hij in december 2023 al aan de moeder kenbaar heeft gemaakt dat hij een co-ouderschapsregeling wil. De huidige zorgregeling vindt de vader te rommelig en onrustig voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft baat bij een zorgregeling waarbij zij haar ouders in gelijke frequentie kan zien. De ouders worden dan op een gelijkwaardige wijze betrokken bij het schoolleven van [minderjarige] en haar naschoolse activiteiten, sociale aangelegenheden en sporten.
De moeder is van mening dat een week-op-week-af-regeling niet in het belang van [minderjarige] is, omdat dit een te grote wijziging is ten opzichte van de huidige zorgregeling waaraan nu uitvoering wordt gegeven. Daarnaast kan de vader volgens haar een week-op-week-af-regeling ook praktisch niet realiseren vanwege zijn werk.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van één van hen op grond van artikel 1:253a BW samen met artikel 1:377e BW een beslissing over een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechtbank constateert dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dat betekent dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek. Omdat de moeder niet instemt met de week-op-week-af-regeling en het niet is gelukt om op de zitting een vergelijk tussen de ouders te beproeven, zal de rechtbank een beslissing nemen op het verzoek van de vader om de zorgregeling tussen hem en [minderjarige] te wijzigen. De rechtbank neemt een beslissing die haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel de rechtbank de wens van de vader om tot een week-op-week-af-regeling te komen begrijpt, stelt de rechtbank voorop dat zij op dit moment geen aanleiding ziet om de zorgregeling waaraan op dit moment uitvoering wordt gegeven te wijzigen, zoals door de vader is verzocht. Deze zorgregeling zijn de ouders pas recent in onderling overleg overeengekomen. Daarvoor was [minderjarige] iedere week van donderdagmiddag uit de opvang tot zaterdagmiddag 17.00 uur bij de vader. Ten opzichte van die regeling is de huidige zorgregeling al een uitbreiding. [minderjarige] is net aan deze zorgregeling gewend en de rechtbank acht het niet in haar belang om de zorgregeling nu opnieuw te wijzigen. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom in zoverre afwijzen. Dit betekent dat de ouders uitvoering moeten blijven geven aan de huidige in onderling overleg overeengekomen zorgregeling.
Daarnaast heeft de vader verzocht om een vakantieregeling vast te stellen, inhoudende dat de vakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld. Omdat de moeder daartegen geen verweer heeft gevoerd en de rechtbank dit ook in het belang van [minderjarige] acht, zal de rechtbank het verzoek van de vader in zoverre toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 in
[geboorteplaats] de helft van de schoolvakanties, in onderling overleg tussen de ouders te verdelen, bij de vader zal zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F. Baaij, H.M. Boone en C. de Jong-Kwestro, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 4 december 2024.