ECLI:NL:RBDHA:2024:20885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die op 17 november 2024 op Schiphol arriveerde, kreeg op 18 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank overweegt dat de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. De rechtbank stelt vast dat eiser niet langer dan een nacht in de lounge heeft verbleven en dat de aanwijzing om zich daar op te houden niet als vrijheidsontneming kan worden aangemerkt, omdat deze niet langer dan 24 uur heeft geduurd. De rechtbank is van oordeel dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de vrijheidsbeperking in de lounge, aangezien hier een aparte procedure voor openstaat.
Daarnaast kan de rechtbank niet oordelen over de wijze van uitvoering van het regime binnen het detentiecentrum, omdat hiervoor een andere rechtsgang bestaat. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, en wijst daarom het beroep en het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.