ECLI:NL:RBDHA:2024:20882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.46013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die op 17 november 2024 op Schiphol arriveerde, kreeg op 18 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank overweegt dat de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. De rechtbank stelt vast dat eiser niet langer dan een nacht in de lounge heeft verbleven en dat de aanwijzing om zich daar op te houden niet als vrijheidsontneming kan worden aangemerkt, omdat deze niet langer dan 24 uur heeft geduurd. De rechtbank is van oordeel dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de vrijheidsbeperking in de lounge, aangezien hier een aparte procedure voor openstaat.

Daarnaast kan de rechtbank niet oordelen over de wijze van uitvoering van het regime binnen het detentiecentrum, omdat hiervoor een andere rechtsgang bestaat. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, en wijst daarom het beroep en het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier M.C. Bakker, en is openbaar gemaakt op 4 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46013

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: B. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen. [1] De gemachtigde van eiser heeft op 26 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 27 november 2024 gereageerd. De rechtbank heeft op 28 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Als de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond. [2]
2. Een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw wordt opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. [3] Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. De gemachtigde van eiser voert aan dat eiser al op 17 november 2024 is aangekomen op Schiphol. Op 18 november 2024 is de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd en de toegangsweigering uitgesteld. Het is niet duidelijk op welke juridische grond eiser tussen 17 november en 18 november op Schiphol heeft verbleven, nu hij om toegang verzocht en die toegang hem niet is geweigerd. Daarnaast is de situatie waarin eiser in het detentiecentrum Schiphol verblijft in strijd met het Reglement regime grenslogies. In dit reglement staat dat de vreemdeling gedurende voor de nachtrust bestemde uren gehouden is in een aan hem toegewezen verblijfsruimte te verblijven. Momenteel wordt eiser tussen 16:30 uur en 08:00 uur de volgende ochtend in zijn kamer opgesloten. Deze tijd dat eiser opgesloten is, is te lang. Het gegeven dat er sprake is van personeelskrapte in het detentiecentrum kan niet voor rekening en risico van eiser komen. Eiser stelt dat de rechtbank bevoegd is om te oordelen over de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van het arrest Landkreis Gifhorn. [4]
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Uit het proces-verbaal bij de aanvraag asiel van 18 november 2024 blijkt dat eiser op 17 november 2024 om 16:15 uur op Schiphol is aangekomen en eerst om 20:00 uur aan de grens te kennen heeft gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Vanwege drukte dan wel het tijdstip van de aanvraag kon de asielintake op die datum niet meer plaatsvinden binnen de openingstijden van de afdeling asielzaken. Hierom is eiser op grond van artikel 4.6 van het Vb aangezegd zich voor de nacht op te houden in de lounge. Op 18 november 2024 om 08:05 uur is eiser uit de lounge opgehaald en heeft de asielintake plaatsgevonden. Op dezelfde datum is eiser in de grensprocedure opgenomen en is hem de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet langer dan een nacht in de lounge heeft verbleven. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.6 van het Vb is alleen aan te merken als vrijheidsontneming wanneer deze langer dan 24 uur voortduurt, [5] en alleen in dat geval is de rechtbank bevoegd om te oordelen over deze vrijheidsbeperking. De rechtbank acht zich daarom niet bevoegd om in deze procedure, die gaat over de vrijheidsontnemende maatregel, te oordelen over de vrijheidsbeperking in de lounge. Tegen de vrijheidsbeperking staat een aparte procedure open.
6. De rechtbank kan niet oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum waar eiser in bewaring is gesteld. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter staat hier een andere rechtsgang voor open. Het arrest Landkreis Gifhorn is voor de hoogste bestuursrechter geen reden geweest om van deze vaste rechtspraak af te wijken. [6]
7. Nu ook anderszins niet gebleken is dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw.
3.Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 maart 2022, ECLI:EU:C:2022:178.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4201.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3184.