ECLI:NL:RBDHA:2024:20880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.46021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiseres, die op 12 november 2024 op Schiphol arriveerde. De maatregel werd opgelegd op 13 november 2024 op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De Minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de maatregel op 21 november 2024 opgeheven. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres op 25 november 2024 de gronden van het beroep indiende en verweerder op 27 november 2024 reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 28 november 2024.

De rechtbank overweegt dat als de maatregel in strijd is met de Vw of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard moet worden. De rechtbank stelt vast dat de vrijheidsontnemende maatregel niet opgelegd of voortgezet mag worden indien er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit onevenredig bezwarend maken. Aangezien de maatregel inmiddels is opgeheven, beperkt de beoordeling zich tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de maatregel niet onrechtmatig is geweest, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank kan niet oordelen over de wijze van uitvoering van de maatregel binnen het detentiecentrum, aangezien hiervoor een andere rechtsgang openstaat. De uitspraak is gedaan door rechter C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier M.C. Bakker, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: M. Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 21 november 2024 de maatregel opgeheven.
Partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen. [1] De gemachtigde van eiseres heeft op 25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 27 november 2024 gereageerd. De rechtbank heeft op 28 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Als de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond. [2]
2. Een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw wordt opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. [3] Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4. De gemachtigde van eiseres voert aan dat eiseres al op 12 november 2024 is aangekomen op Schiphol. Op 13 november 2024 is de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd en de toegangsweigering uitgesteld. Het is niet duidelijk op welke juridische grond eiseres tussen 12 november en 13 november op Schiphol heeft verbleven, nu zij om toegang verzocht en die toegang haar niet is geweigerd. Daarnaast was de situatie waarin eiseres in het detentiecentrum Schiphol verbleef in strijd met het Reglement regime grenslogies. In dit reglement staat dat de vreemdeling gedurende voor de nachtrust bestemde uren gehouden is in een aan hem toegewezen verblijfsruimte te verblijven. Eiseres werd tussen 16:30 uur en 08:00 uur de volgende ochtend in haar kamer opgesloten. Deze tijd dat eiseres opgesloten was, is te lang. Het gegeven dat er sprake is van personeelskrapte in het detentiecentrum kan niet voor rekening en risico van eiseres komen. Eiseres stelt dat de rechtbank bevoegd is om te oordelen over de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van het arrest Landkreis Gifhorn. [4]
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Uit het proces-verbaal bij de aanvraag asiel van 13 november 2024 blijkt dat eiseres op 12 november 2024 om 16:15 uur op Schiphol is aangekomen en bij de Gate-controle te kennen heeft gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Vanwege drukte dan wel het tijdstip van de aanvraag kon de asielintake op die datum niet meer plaatsvinden binnen de openingstijden van de afdeling asielzaken. Hierom is eiseres om 21:00 uur op grond van artikel 4.6 van het Vb aangezegd zich voor de nacht op te houden in de lounge. Op 13 november 2024 om 07:00 uur is eiseres uit de lounge opgehaald en heeft de asielintake plaatsgevonden. Op dezelfde datum is eiseres toegangsweigering uitgesteld, is zij in de grensprocedure opgenomen en is haar de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet langer dan een nacht in de lounge heeft verbleven. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.6 van het Vb is alleen aan te merken als vrijheidsontneming wanneer deze langer dan 24 uur voortduurt, [5] en alleen in dat geval is de rechtbank bevoegd om te oordelen over deze vrijheidsbeperking. De rechtbank acht zich daarom niet bevoegd om in deze procedure, die gaat over de vrijheidsontnemende maatregel, te oordelen over de vrijheidsbeperking in de lounge. Tegen de vrijheidsbeperking staat een aparte procedure open.
7. De rechtbank kan niet oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum waar eiseres in bewaring is gesteld. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter staat hier een andere rechtsgang voor open. Het arrest Landkreis Gifhorn is voor de hoogste bestuursrechter geen reden geweest om van deze vaste rechtspraak af te wijken. [6]
8. Nu ook anderszins niet gebleken is dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw.
3.Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 maart 2022, ECLI:EU:C:2022:178.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4201.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3184.