ECLI:NL:RBDHA:2024:20864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/14396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 13 augustus 2024, waarbij de overdrachtstermijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is verlengd. Eiseres heeft op 13 september 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 8 oktober 2024 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarna eiseres op 9 oktober 2024 is overgedragen aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt uit hoe zij tot dit oordeel komt. De voorzieningenrechter had eerder al een voorlopig oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte de overdrachtstermijn heeft verlengd, omdat eiseres zich heeft ondergedoken om de overdracht te ontlopen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig is en dat Duitsland verantwoordelijk blijft voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: N. Bale),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van 13 augustus 2024 waarbij de overdrachtstermijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is verlengd vanwege onderduiken van eiseres.
1.1.
Eiseres heeft op 13 september 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bekend onder zaaknummer AWB 24/14397.
1.2.
Op 6 oktober 2024 heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met spoed te behandelen in verband met een geplande overdracht van haar aan de Duitse autoriteiten op 9 oktober 2024.
1.3.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. [1] Eiseres is op 9 oktober 2024 overgedragen aan de Duitse autoriteiten.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. In de uitspraak van 8 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter uitgebreid gemotiveerd waarom volgens hem sprake is van een ontvankelijk beroep. De rechtbank ziet thans geen aanleiding daar anders over te oordelen. De gemachtigde van de minister heeft ter zitting toegelicht eveneens van mening te zijn dat het beroep ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank de door eiseres naar voren gebracht beroepsgronden inhoudelijk zal gaan beoordelen.
5. De voorzieningenrechter heeft in meergenoemde uitspraak ook een voorlopig oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Op basis van de informatie die de voorzieningenrechter op dat moment tot zijn beschikking had, kon worden opgemaakt dat eiseres op 6 augustus 2024 op de hoogte is gesteld dat zij zou worden overgedragen aan Duitsland, dat zij is uitgenodigd om op 12 augustus 2024 weer met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in gesprek te gaan en dat zij zonder bericht niet is verschenen. Op 13 augustus 2024 stond de overdracht van eiseres gepland, maar dat kon vanwege de afwezigheid van eiseres niet doorgaan. Diezelfde dag is eiseres gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken (MOB-melding). Op 14 augustus 2024 heeft eiseres zich weer gemeld.
5.1.
Uit het proces-verbaal van gehoor in verband met de inbewaringstelling volgt dat eiseres heeft aangegeven dat zij van het gesprek op 6 augustus 2024 niet veel heeft begrepen, dat zij haar gemachtigde heeft gevraagd bij het gesprek op 12 augustus 2024 aanwezig te zijn, dat haar gemachtigde een dag voor het gesprek heeft afgezegd en dat eiseres daarom ook niet is gegaan. Zij is gaan wandelen.
6. Uit de stukken die de rechtbank heeft ontvangen van (de gemachtigde van) eiseres na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 oktober 2024 volgt niet dat eiseres ten onrechte MOB is gemeld. Dat eiseres een nieuwe aanvraag om uitstel van vertrek zou hebben ingediend en al dan niet aangifte zou hebben gedaan van mensenhandel, doet niet af aan de juistheid van de MOB-melding. De stelling ter zitting van de gemachtigde van eiseres dat hij telefonisch op de hoogte zou zijn gebracht van een annulering van het gesprek op 12 augustus 2024, de annulering van de geplande overdracht op 13 augustus 2024 en dat eiseres haar kamer niet zou hebben verlaten, is niet met enig bewijs gestaafd. Nu in beroep geen stukken zijn overgelegd waaruit moet worden afgeleid dat de MOB-melding ten onrechte is gedaan, heeft de minister niet ten onrechte de overdrachtstermijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening verlengd, omdat eiseres is ondergedoken om zich aan de overdracht te onttrekken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig is en dat Duitsland verantwoordelijk blijft voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier. De uitspraak is gedaan op 12 december 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.