ECLI:NL:RBDHA:2024:20837
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing proceskostenvergoeding in asielzaak
Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen de afwijzing van een verzoek om proceskostenvergoeding. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 maart 2023, waarin het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De opposant, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, stelde dat de minister van Asiel en Migratie de beslistermijn niet rechtsgeldig had verlengd, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank in de eerdere uitspraak onterecht had geoordeeld.
De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding terecht was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de argumenten van de opposant twijfel deden ontstaan over de uitkomst van de eerdere uitspraak. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de verlenging van de beslistermijn door de minister niet rechtsgeldig was, waardoor het verzet gegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft besloten het verzoek om proceskostenvergoeding alsnog inhoudelijk te behandelen, nu het verzet gegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier mr. S. Berendsen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.