ECLI:NL:RBDHA:2024:20822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.35251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek naar onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.S. van Aken, had een asielaanvraag ingediend in Nederland. Echter, bij besluit van 9 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 28 november 2024 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet langer prijs stelt op de internationale bescherming in Nederland, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken. Dit is bevestigd door de gemachtigde van eiser, die aangaf geen recent contact meer te hebben met eiser en niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfplaats. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35251
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij bericht van 9 oktober 2024 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de gemachtigde van eiser verzocht aan te geven of hij nog recent contact heeft gehad met eiser en hij op de hoogte is van zijn verblijfplaats. Bij bericht van 23 oktober 2024 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven geen (recent) contact meer te hebben met eiser en verder niet bekend te zijn met eisers verblijfplaats. Bij bericht van 28 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser dit nogmaals bevestigd.
2. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] en de reactie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal hiervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.