ECLI:NL:RBDHA:2024:20750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Dogan, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mw. mr. J.S. de Vreeze. Eiser ontving sinds 2012 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanwege diverse medische klachten. Op 8 september 2023 heeft het Uwv echter besloten om de Ziektewetuitkering van eiser per 7 september 2023 te beëindigen, omdat hij arbeidsgeschikt zou zijn voor zijn eigen werk. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 4 april 2024.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 28 oktober 2024 behandeld. Eiser betwistte de conclusie van het Uwv dat hij meer dan 65% van zijn loon kan verdienen en voerde aan dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger is dan 35%. Hij baseerde dit op de ernst van zijn klachten en deed een beroep op het Korošec-arrest van het EHRM, waarbij hij verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv de medische situatie van eiser zorgvuldig heeft onderzocht en terecht heeft geconcludeerd dat eiser in staat is zijn eigen werk te verrichten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, omdat het medisch onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering per 7 september 2023 in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.